ECLI:NL:RVS:2005:AS6176

Raad van State

Datum uitspraak
8 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200409291/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • F.W.M. Kooijman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van het besluit tot goedkeuring van het bestemmingsplan voor een golfbaan in Geldrop

Op 8 februari 2005 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft het bestemmingsplan 'Golfterrein Bronzenwei', vastgesteld door de gemeenteraad van Geldrop op 14 december 2000. De Vereniging Werkgroep voor Natuurbehoud en Milieubeheer heeft beroep ingesteld tegen de goedkeuring van dit bestemmingsplan door het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant. De verzoekster heeft op 15 november 2004 verzocht om een voorlopige voorziening, die op 11 januari 2005 ter zitting is behandeld.

Tijdens de zitting zijn de verzoekster, vertegenwoordigd door dr. ir. C.M. Menken, en de verweerder, vertegenwoordigd door mr. S.M.E.J. Savelkoul, verschenen. Ook de gemeenteraad van Geldrop en Golfclub Riel waren vertegenwoordigd. De Voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De verzoekster stelt dat de goedkeuring van het bestemmingsplan in strijd is met het streekplan 'Brabant in Balans', omdat niet voldaan zou zijn aan de voorwaarden voor de aanleg van een nieuwe golfbaan.

De Voorzitter heeft vastgesteld dat het plangebied is aangemerkt als AHS-landschap, subzone RNLE-landschapsdeel, en dat de goedkeuring van het bestemmingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Echter, de Voorzitter betwijfelt of het juiste toetsingskader is gebruikt door de verweerder. Gezien de omstandigheden heeft de Voorzitter besloten het bestreden besluit te schorsen en de provincie Noord-Brabant te gelasten het griffierecht aan de verzoekster te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 8 februari 2005.

Uitspraak

200409291/2.
Datum uitspraak: 8 februari 2005.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
Vereniging Werkgroep voor Natuurbehoud en Milieubeheer, Eindhoven en omgeving, gevestigd te Eindhoven,
verzoekster,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 14 december 2000 heeft de gemeenteraad van Geldrop het bestemmingsplan "Golfterrein Bronzenwei" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 17 juli 2001, no. 729957, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Bij uitspraak van 31 juli 2002, no.
200104702/1, heeft de Afdeling dit besluit vernietigd.
Bij besluit van 14 september 2004, no. 783601, heeft verweerder opnieuw over de goedkeuring van het bestemmingsplan beslist.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 15 november 2004, bij de Raad van State ingekomen op 17 november 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 15 november 2004, bij de Raad van State ingekomen op 18 november 2004, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 januari 2005, waar verzoekster, vertegenwoordigd door dr. ir. C.M. Menken, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. S.M.E.J. Savelkoul, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts zijn daar gehoord de gemeenteraad van Geldrop, vertegenwoordigd door P.H.M. Verstraaten, ambtenaar van de gemeente, en Golfclub Riel, vertegenwoordigd door drs. W.P.S. Notte, gemachtigde.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het plan voorziet in de aanleg van een golfbaan op een perceel, grenzend aan het bestaande sportpark Bronzenwei.
2.3.    Verzoekster stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan en verzoekt om schorsing van het bestreden besluit. Zij voert onder meer aan dat niet is voldaan aan de in het Streekplan "Brabant in Balans" (hierna: het streekplan) voor het aanleggen van een nieuwe golfbaan in de AHS-landschap, subzone RNLE-landschapsdeel opgenomen voorwaarde dat de golfbaan zodanig dient te worden ingericht dat nieuwe natuur ontstaat op een oppervlakte, die tenminste even groot is als de oppervlakte die specifiek voor de sport is bestemd.
2.4.    Verweerder acht het plan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening en heeft hieraan goedkeuring verleend. Hij stelt zich op het standpunt dat het plangebied in het streekplan is aangemerkt als AHS-landschap, subzone RNLE-landschapsdeel. Hoewel de daadwerkelijke vaststelling van de zone voor de laatstgenoemde aanduiding in het kader van het nog vast te stellen Reconstructieplan zal plaatsvinden, stelt verweerder dat bij de beoordeling van het plan het beleid dat van toepassing is op een dergelijk gebied als toetsingskader dient te gelden, nu aannemelijk is dat het plangebied binnen de genoemde zone zal komen te liggen. Nu dit beleid nieuwvestiging en uitbreiding van golfbanen niet uitsluit, stelt verweerder dat in deze situatie de aanleg van een 9-holesbaan ter plaatse aanvaardbaar is. Voorts stelt hij dat met het plan wordt voldaan aan de in het streekplan opgenomen voorwaarde dat er nieuwe natuur ontstaat op een oppervlakte die ten minste even groot is als de oppervlakte die specifiek voor sport is bestemd.
2.5.    In het streekplan is het plangebied aangemerkt als AHS-landschap, subzone RNLE-landschapsdeel. Gezien de stukken en het verhandelde ter zitting is de zone voor de RNLE echter nog niet vastgesteld, terwijl verweerder het streekplanbeleid dat geldt voor een dergelijk gebied bij de beoordeling van het plan wel van toepassing heeft geacht. Gelet hierop betwijfelt de Voorzitter of verweerder in deze een juist toetsingskader heeft gebruikt. Niettemin zal in het onderstaande op voorhand van de toepasselijkheid van voornoemd beleid worden uitgegaan.
2.6.    In het streekplan is neergelegd dat een nieuwe golfbaan in haar geheel in de AHS-landschap, subzone RNLE-landschapsdeel, mag worden aangelegd, mits zij zodanig wordt ingericht dat er nieuwe natuur ontstaat op een oppervlakte, die tenminste even groot is als de oppervlakte die specifiek voor de sport is bestemd, inclusief gebouwen en parkeervoorzieningen.
Aan het plangebied is grotendeels de bestemming "Recreatieve doeleinden" toegekend. Ingevolge artikel 3, onder A, van de planvoorschriften zijn de op de plankaart als zodanig aangewezen gronden bestemd voor de aanleg van een 9-holes golfbaan en beoefening van de golfsport, voor behoud, herstel, ontwikkeling en beheer van de op de gronden voorkomende landschappelijke en natuurwaarden in het algemeen en de herpetologische waarden in het bijzonder en voor behoud van de hydrologische waarden. Ingevolge artikel 3, onder B, van de planvoorschriften zijn op deze gronden maximaal 30% voorzieningen die noodzakelijk zijn in verband met de aanleg van een golfbaan, 10% plas/dras/moeras, 20% houtsingels en struiken en 40% ruigten en overige vegetaties toegelaten.
Naar het oordeel van de Voorzitter blijkt uit deze voorschriften niet zonder meer dat aan de in het streekplan neergelegde voorwaarde voor de aanleg van een golfbaan in de AHS-landschap, subzone RNLE-landschapsdeel, is voldaan. Hiervoor acht hij nader onderzoek noodzakelijk, waarvoor deze procedure zich niet leent. Onder deze omstandigheden ziet de Voorzitter aanleiding het bestreden besluit te schorsen.
Gelet hierop kunnen de overige bezwaren van verzoekster thans buiten beschouwing blijven.
2.7.    Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 14 september 2004, 729957;
II.    gelast dat de provincie Noord-Brabant aan verzoekster het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht (€ 273,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel    w.g. Kooijman
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2005.
177-445.