200403648/1.
Datum uitspraak: 16 februari 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten A], [appellanten B], [appellanten C], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 25 maart 2004 in het geding tussen:
[appellanten A], wonend te [woonplaats]
het college van burgemeester en wethouders van Dronten.
Bij besluit van 25 juli 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Dronten (hierna: het college) het verzoek van onder meer appellanten afgewezen om handhavend op te treden tegen de situering van de sportvelden op het sportcomplex "De Munten" alsmede tegen de sportuitoefening op die velden binnen een zone van minder dan 50 meter gemeten tot de dichtstbijzijnde woningen aan de Braspenning.
Bij besluit van 11 maart 2003 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 maart 2004, verzonden op diezelfde datum, heeft de rechtbank Zwolle (hierna: de rechtbank) zich onbevoegd verklaard voor zover het beroep betrekking heeft op de toepassing van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer en het beroep voor het overige ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 28 april 2004, bij de Raad van State ingekomen op 29 april 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 26 mei 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 23 september 2004 heeft het college van antwoord gediend.
Op 6 september 2004 is een reactie van de sportvereniging "Reaal Dronten" ontvangen.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 februari 2005, waar appellanten in persoon, bijgestaan door mr. J.J. Paalman, advocaat te Almelo, en het college, vertegenwoordigd door mr. A. Deuzeman, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is gehoord de sportvereniging "Reaal Dronten", vertegenwoordigd door [voorzitter], bijgestaan door [gemachtigde].
2.1. Het door [appellanten B], [appellanten C] ingestelde hoger beroep is ter zitting ingetrokken, zodat dit geen verdere bespreking behoeft.
2.2. Het hoger beroep richt zich tegen de aangevallen uitspraak, voor zover daarbij het beroep tegen het besluit van 11 maart 2003 ongegrond is verklaard.
2.3. Ingevolge het ten tijde van het bestreden besluit geldende bestemmingsplan "Dronten-West" rust op de in geding zijnde sportvelden de bestemming "Stadsuitbreiding".
Ingevolge artikel 3, eerste lid, voor zover hier van belang, van de bij dit bestemmingsplan behorende planvoorschriften zijn de op de kaart voor "Stadsuitbreiding" aangewezen gronden bestemd voor:
a. primair: woondoeleinden met bijbehorende verkeers- en groendoeleinden en maatschappelijke doeleinden/nutsvoorzieningen; en
b. secundair: centrumdoeleinden, maatschappelijke doeleinden/buurt- en wijkvoorzieningen en sportvoorzieningen.
Op grond van artikel 13, onder A, eerste lid, van de planvoorschriften is het verboden de in het plan begrepen gronden – voor zover zij onbebouwd blijven – anders te gebruiken dan in overeenstemming met de in het plan aan die gronden gegeven bestemming.
De in geding zijnde gronden zijn in gebruik als sportveld ten behoeve van de beoefening van diverse balsporten.
De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat de gronden aldus overeenkomstig de geldende bestemming worden gebruikt.
De omstandigheid dat op grond van de bestemming "Stadsuitbreiding" het primaat bij woondoeleinden ligt, neemt niet weg dat op grond van genoemd artikel 3 eveneens sportvoorzieningen zijn toegestaan.
De rechtbank heeft dan ook terecht en op goede gronden geoordeeld dat geen sprake is van een met het bestemmingplan strijdige situatie, zodat het college niet bevoegd is om handhavend op te treden.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R. Cleton, Voorzitter, en mr. R.H. Lauwaars en mr. M.G.J. Parkins-de Vin, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, ambtenaar van Staat.
w.g. Cleton w.g. Steinebach-de Wit
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2005