ECLI:NL:RVS:2005:AS7209

Raad van State

Datum uitspraak
23 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200401741/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
  • R. van Heusden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing van zorgplicht inzake afvalwaterinzameling in gemeente Opsterland

In deze zaak gaat het om een besluit van 2 februari 2004, waarbij de verweerder, het college van gedeputeerde staten van Fryslân, ontheffing verleent aan het college van burgemeester en wethouders van Opsterland van de zorgplicht voor een doelmatige inzameling en transport van afvalwater voor 1496 percelen binnen de gemeente. Dit besluit werd op 4 februari 2004 ter inzage gelegd. Appellant sub 1 heeft op 25 februari 2004 beroep ingesteld, gevolgd door appellanten sub 2 op 8 maart 2004. Na een verweerschrift van verweerder op 18 november 2004, is de zaak ter zitting behandeld op 18 januari 2005.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat verweerder op 19 april 2004 het bestreden besluit heeft ingetrokken. De centrale vraag was of appellanten nog belang hadden bij de beoordeling van hun beroepen, gezien de intrekking van het besluit. Appellanten betoogden dat de intrekking niet op de juiste wijze was bekendgemaakt, waardoor het besluit van 2 februari 2004 nog steeds van kracht zou zijn. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de bekendmaking van de intrekking correct was uitgevoerd, waardoor het besluit tot intrekking in werking is getreden. Hierdoor was er geen procesbelang meer voor de appellanten.

De Afdeling concludeerde dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn, omdat appellanten geen belang meer hadden bij de beoordeling van het ingetrokken besluit. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 23 februari 2005.

Uitspraak

200401741/1.
Datum uitspraak: 23 februari 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.    [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],
2.    [appellanten sub 2], allen wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Fryslân,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 2 februari 2004 heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan het college van burgemeester en wethouders van Opsterland ontheffing verleend van de zorgplicht voor een doelmatige inzameling en het doelmatig transport van afvalwater voor 1496 percelen binnen het grondgebied van de gemeente Opsterland. Dit besluit is op 4 februari 2004 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben appellant sub 1 bij brief van 25 februari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 27 februari 2004, en appellanten sub 2 bij brief van 8 maart 2004, bij de Raad van State ingekomen op 15 maart 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 18 november 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellanten sub 2. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 januari 2005, waar appellant sub 1 in persoon, appellanten sub 2, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en [partij] in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door J. Luinstra, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Bij besluit van 19 april 2004 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken. De vraag is of appellanten, gelet hierop, nog belang hebben bij de beoordeling van hun beroepen.
2.1.1.    Appellanten betogen dat verweerder zijn besluit tot intrekking van het besluit van 2 februari 2004 niet op de juiste wijze heeft bekendgemaakt, zodat het nog niet in werking is getreden. Dit betekent dat het besluit van 2 februari 2004 niet is ingetrokken, zodat zij nog procesbelang hebben.
2.1.2.    Ingevolge artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht treedt een besluit niet in werking voordat het is bekend gemaakt.
Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
2.1.3.    De Afdeling stelt vast dat verweerder vergunninghouder, het college van burgemeester en wethouders van Opsterland, tot wie het besluit van 2 februari 2004 is gericht, schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van zijn besluit tot intrekking van dit besluit. Daarmee is het besluit tot intrekking bekendgemaakt overeenkomstig artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en in werking getreden.
Het bestreden besluit is derhalve ingetrokken. Niet is gebleken dat appellanten nog belang hebben bij de beoordeling van het ingetrokken besluit.
2.2.    De beroepen zijn niet-ontvankelijk.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen niet-ontvankelijk;
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd    w.g. Van Heusden
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2005
163-433.