ECLI:NL:RVS:2005:AS7251

Raad van State

Datum uitspraak
23 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200407662/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A. Kosto
  • A.P. de Rooy
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan Etten-Leur en geschil over dakterrassen

Op 15 december 2003 heeft de gemeenteraad van Etten-Leur, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders, het bestemmingsplan "Eerste herziening bestemmingsplan [locatie]" vastgesteld. Dit besluit werd op 6 juli 2004 door de gedeputeerde staten van Noord-Brabant goedgekeurd. Tegen deze goedkeuring hebben appellanten op 14 september 2004 beroep ingesteld bij de Raad van State. De zaak werd behandeld op 25 januari 2004, waarbij de gemeenteraad en de gedeputeerde staten vertegenwoordigd waren. Appellanten waren niet aanwezig.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in deze zaak de goedkeuring van het bestemmingsplan beoordeeld. De kern van het geschil betreft de goedkeuring van de bouw- en gebruiksvoorschriften voor nieuwbouwwoningen aan de Bovenas te Etten-Leur. Appellanten betogen dat de goedkeuring onterecht is verleend, omdat in de planvoorschriften niet is vastgelegd dat dakterrassen niet direct toegankelijk mogen zijn, zoals eerder was overeengekomen met de gemeenteraad.

De gemeenteraad stelt echter dat het door appellanten gewenste verbod een te vergaande beperking is van het gebruik van de woningen. De Afdeling oordeelt dat de afstand tussen de woningen en de perceelsgrenzen voldoende is om aan te nemen dat er geen ernstige aantasting van de privacy van omwonenden zal plaatsvinden. De Afdeling concludeert dat de gedeputeerde staten zich in redelijkheid op het standpunt hebben kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

Uiteindelijk verklaart de Afdeling het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 23 februari 2005.

Uitspraak

200407662/1.
Datum uitspraak: 23 februari 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 15 december 2003 heeft de gemeenteraad van Etten-Leur, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 november 2003, het bestemmingsplan "Eerste herziening bestemmingsplan [locatie]" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 6 juli 2004, no. 969784, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 14 september 2004, bij de Raad van State ingekomen per fax op 14 september 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 5 november 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van de gemeenteraad van Etten-Leur. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 januari 2004, waar verweerder, vertegenwoordigd door A.J. Vos, ambtenaar van de provincie, is verschenen. Voorts is daar de gemeenteraad, vertegenwoordigd door J.J.W.A. Verbraaken, ambtenaar van de gemeente, als partij gehoord.
Appellanten zijn, met kennisgeving, niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
2.2.    Het plan bevat bouw- en gebruiksvoorschriften voor de nieuwbouwwoningen aan de Bovenas te Etten-Leur.
2.3.    Appellanten stellen dat verweerder het plan ten onrechte heeft goedgekeurd. Zij stellen zich hiertoe op het standpunt dat in de planvoorschriften ten onrechte niet is vastgelegd dat de dakterrassen niet direct toegankelijk mogen zijn, zoals was overeengekomen met de gemeenteraad en is neergelegd in het voorbereidingsbesluit van 16 november 1999.
2.4.    De gemeenteraad stelt dat het door appellanten gewenste verbod van gebruik van het lage deel van de woning als dakterras een te vergaande beperking is van het meest doelmatige gebruik. Voorts leidt, volgens de gemeenteraad, een dergelijk gebruik niet tot een onaanvaardbare aantasting van de privacy.
2.5.    Verweerder heeft het plan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht en heeft het plan goedgekeurd. Hij onderschrijft het standpunt van de gemeenteraad en stelt voorts dat gezien de afstand van de woningen aan de Bovenas tot aan de perceelsgrenzen van de woningen van omwonenden geen sprake is van een onaanvaardbare aantasting van de privacy. Voorts stelt verweerder zich op het standpunt dat aan beleidsuitspraken in een voorbereidingsbesluit geen juridische betekenis kan toekomen.
2.6.    Het plan staat er niet aan in de weg dat het lage deel van de woningen in gebruik wordt genomen als dakterras en daartoe direct toegankelijk wordt gemaakt. De Afdeling stelt, gelet op de plankaart, vast dat de afstand van de woningen aan de Bovenas nummers 1 tot en met 8 tot aan de wederzijdse perceelsgrenzen ongeveer 13 meter bedraagt en de afstand tot de dichtstbijzijnde woning van appellanten ongeveer 16 meter. Voorts stelt de Afdeling vast dat de afstanden tot de woningen van andere appellanten groter zijn. De Afdeling overweegt dat gelet op deze afstanden, en gelet op de ligging van het plangebied in een woonwijk, er geen gronden zijn om aan te nemen dat de aanleg van de dakterrassen zal leiden tot een ernstige aantasting van de privacy van omwonenden.
2.7.    Voorzover appellanten stellen dat in het kader van het voorbereidingsbesluit met de gemeenteraad was overeengekomen dat de dakterrassen niet direct toegankelijk zouden worden gemaakt, overweegt de Afdeling dat uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat de gemeenteraad uitsluitend een bemiddelende rol heeft gespeeld in een overleg tussen appellanten en de projectontwikkelaar. De Afdeling ziet dan ook geen grond om te oordelen dat de gemeenteraad zich jegens appellanten in de gestelde zin gebonden heeft.
2.8.    Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan.
Het beroep is ongegrond.
2.9.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond
Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.P. de Rooy, ambtenaar van Staat.
w.g. Kosto    w.g. de Rooy
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2005
59-461.