ECLI:NL:RVS:2005:AS7257

Raad van State

Datum uitspraak
23 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200406266/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • P. Lodder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vergunning voor bouwproject in Vlissingen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten A en B tegen een uitspraak van de rechtbank Middelburg van 18 juni 2004. De rechtbank had het beroep van appellanten tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen, dat op 1 april 2003 was genomen, gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard en gedeeltelijk gegrond verklaard. Het college had eerder op 20 november 2002 en 20 december 2002 vergunningen verleend voor het bouwen van een balkon en een kozijnpui op twee verschillende locaties in Vlissingen. Appellanten waren het niet eens met de beslissing van de rechtbank en hebben hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 1 februari 2005 hebben appellanten hun hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ten aanzien van de tweede locatie ingetrokken. De Raad van State heeft vervolgens overwogen dat de rechtbank terecht had geconcludeerd dat het beroep van appellanten tegen het besluit van 1 april 2003 inzake de eerste locatie niet-ontvankelijk was. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 23 februari 2005.

Uitspraak

200406266/1.
Datum uitspraak: 23 februari 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellante B], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 18 juni 2004 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 20 november 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen (hierna: het college) vergunning verleend voor het bouwen van een balkon en een kozijnpui op het perceel kadastraal bekend gemeente Vlissingen, sectie […], plaatselijk bekend [locatie 1].
Bij besluit van 20 december 2002 heeft het college vergunning verleend voor het bouwen van een balkon op het perceel kadastraal bekend gemeente Vlissingen, sectie […], plaatselijk bekend [locatie 2]
Bij besluiten van 1 april 2003 heeft het college de tegen deze besluiten gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 juni 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het door appellanten ingestelde beroep tegen het besluit van 1 april 2003 ten aanzien van [locatie 1] niet-ontvankelijk verklaard en het door appellanten ingestelde beroep tegen het besluit van 1 april 2003 ten aanzien van [locatie 2] gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 23 juli 2004, bij de Raad van State ingekomen op 28 juli 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brieven van 8 en 23 augustus 2004 heeft het college van antwoord gediend.
Door de Afdeling daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [partij] zich bij brief van 8 september 2004 als partij gemeld. Bij brief van 13 september 2004 heeft hij een memorie ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 februari 2005, waar [appellant A] in persoon en als vertegenwoordiger van [appellante B], bijgestaan door mr. I.J. Verbaan, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door H.J.M. Marcus, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. [Partij] is niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ter zitting hebben appellanten het hoger beroep voorzover dit is gericht tegen de uitspraak van de rechtbank ten aanzien van [locatie 2] ingetrokken.
2.2.    Appellanten betogen dat de rechtbank hun beroep tegen het besluit van 1 april 2003 inzake [locatie 1] ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.3.    Dit betoog faalt. Uit het beroepschrift, waarin wordt gesproken over een besluit (enkelvoud), en het bijgevoegde besluit van 1 april 2003 ten aanzien van [locatie 2], heeft de rechtbank terecht de conclusie getrokken dat daarmee slechts tegen dat besluit beroep werd ingesteld. Uit het feit dat bovenaan het beroepschrift wordt gesteld dat het beroepschrift wordt ingediend inzake "[appellanten] / Gem. Vlissingen / balkons" behoefde zij niet af te leiden dat beoogd werd het beroep tevens te richten tegen een ander besluit dat betrekking had op een ander bouwwerk en niet was bijgevoegd. Gelet hierop bestond er voor de rechtbank geen aanleiding en dus ook geen verplichting appellanten een termijn te stellen als bedoeld in artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht om dit besluit alsnog over te leggen. Dat in het, binnen de door de rechtbank aan appellanten gestelde termijn voor het indienen van de gronden, ingediende aanvullende beroepschrift wordt verwezen naar beide huisnummers, onder mededeling dat het besluit van 1 april 2003 inzake [locatie 1] alsnog is overgelegd, doet hieraan niet af, nu niet binnen de beroepstermijn tegen dit besluit beroep werd ingesteld.
2.4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump    w.g. Lodder
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2005
17-444.