ECLI:NL:RVS:2005:AS8441

Raad van State

Datum uitspraak
25 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200501296/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • M. Vlasblom
  • H.G. Lubberdink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldigheid kandidaatstelling bij nieuwe verkiezingen Hoogheemraadschap van Rijnland

In deze zaak gaat het om de geldigheid van de kandidaatstellingen voor de nieuwe verkiezingen van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Het stembureau had op 7 februari 2005 de opgaven tot kandidaatstelling van twee kandidaten, aangeduid als [kandidaat sub 1] en [kandidaat sub 2], geldig verklaard. Appellant, die tegen deze beslissing in beroep ging, stelde dat de kandidaten niet meer konden deelnemen aan de nieuwe verkiezingen, omdat zij volgens een eerdere uitspraak van de Afdeling van 10 november 2004 rechtsgeldig waren verkozen en onherroepelijk waren toegelaten tot het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 21 februari 2005 behandeld. De vertegenwoordiger van het stembureau, mr. E.J. Daalder, heeft het verweerschrift ingediend. In de overwegingen van de uitspraak werd uiteengezet dat de eerdere uitspraak van 10 november 2004 niet betekent dat de kandidaten niet opnieuw aan de verkiezingen konden deelnemen. De Afdeling verduidelijkte dat de nieuwe verkiezingen in het Kiesdistrict Noord gehouden moesten worden en dat de kandidaatstelling opnieuw doorlopen diende te worden volgens het Rijnlands Kiesreglement.

De Afdeling concludeerde dat er geen sprake was van rechtsgeldige verkiezingen en dat de kandidaten aan de nieuwe verkiezingen moesten deelnemen. De uitspraak van 10 november 2004 werd zo geïnterpreteerd dat, mocht de uitkomst van de nieuwe verkiezingen zijn dat de kandidaten niet gekozen werden, zij desondanks gekozen verklaard konden blijven, mits voldaan werd aan de wettelijke vereisten. Uiteindelijk werd het beroep van appellant ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200501296/1.
Datum uitspraak: 25 februari 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het stembureau van het Hoogheemraadschap van Rijnland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 7 februari 2005 heeft verweerder (hierna: het stembureau), voorzover thans van belang, de opgaven tot kandidaatstelling van [kandidaat sub 1] en [kandidaat sub 2] geldig verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 februari 2005, beroep ingesteld.
Bij brief van 16 februari 2005 heeft het stembureau een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 februari 2005 waar het stembureau, vertegenwoordigd door mr. E.J. Daalder, advocaat te Den Haag, is verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Appellant betoogt dat - zakelijk weergegeven - het stembureau de opgaven tot kandidaatstelling van [kandidaat sub 1] en [kandidaat sub 2] ten onrechte geldig heeft verklaard, omdat uit de uitspraak van de Afdeling van 10 november 2004 volgt dat de nieuwe verkiezingen die door het Hoogheemraadschap van Rijnland gehouden dienen te worden voor hen zonder gevolgen moeten blijven. Nu zij derhalve rechtsgeldig zijn verkozen en door het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap van Rijnland onherroepelijk zijn toegelaten, kunnen zij geen kandidaat meer zijn bij de nieuwe verkiezingen, aldus appellant.
2.2.    Dit betoog faalt. De Afdeling heeft in de uitspraak van 10 november 2004 zaak no.
200408810/1verstaan dat in het Kiesdistrict Noord voor de categorie gebouwd nieuwe verkiezingen zullen worden gehouden en dat daarbij de kandidaatstelling, bedoeld in hoofdstuk 4 en 5 van het Rijnlands Kiesreglement (hierna: het Reglement), opnieuw wordt doorlopen. Van rechtsgeldige verkiezing en onherroepelijke toelating van voornoemde personen is dan ook nog geen sprake. Gelet hierop, dienen [kandidaat sub 1] en [kandidaat sub 2] aan de nieuw te houden verkiezingen deel te nemen, hetgeen slechts mogelijk is als zij op de kandidatenlijst voor die verkiezingen zijn opgenomen. De uitspraak van de Afdeling van 10 november 2004 dient aldus te worden verstaan, dat, indien de uitkomst van deze verkiezingen mocht zijn dat [kandidaat sub 1] en [kandidaat sub 2] op grond van de stemmen die zij dan behalen niet gekozen zijn, zij desalniettemin gekozen verklaard blijven en, mits alsdan aan de door de wet en het Reglement gestelde vereisten wordt voldaan, tot het algemeen bestuur kunnen worden toegelaten.
2.3.    Het beroep is ongegrond.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. M. Vlasblom en mr. H.G. Lubberdink, Leden, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb    w.g. Van Loon
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2005
284-435.