ECLI:NL:RVS:2005:AT0496

Raad van State

Datum uitspraak
9 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200409933/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • R.D. van Onselen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Westelijke Eilanden Amsterdam en verzoek om voorlopige voorziening

Op 25 maart 2004 heeft de raad van het stadsdeel Amsterdam Centrum het bestemmingsplan "Westelijke Eilanden" vastgesteld. Dit besluit werd genomen op voorstel van het dagelijks bestuur. Tegen dit besluit hebben verzoekers, waaronder de stichting "Stichting Behoudt Karakter Prinseneiland", op 23 december 2004 beroep ingesteld bij de Raad van State. Tevens hebben zij verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter heeft het verzoek op 18 februari 2005 ter zitting behandeld, waarbij verzoekers vertegenwoordigd waren door mr. B.J. Davidse en verweerder door mr. H.T. Ziengs, ambtenaar van de provincie. Het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam Centrum was ook aanwezig, vertegenwoordigd door E.P. Swijter.

De Voorzitter oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening geen kans van slagen had. De verzoekers stelden dat het goedkeuringsbesluit van verweerder, dat de bestemming "Gemengde doeleinden" voor een specifiek perceel goedkeurde, onterecht was. Zij voerden aan dat de bouw- en goothoogten die in het plan zijn toegestaan, een onaanvaardbare aantasting van Prinseneiland met zich meebrachten. Verweerder stelde echter dat de hoogten in overeenstemming waren met een eerder verleende bouwvergunning en dat er geen reden was om het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten.

De Voorzitter concludeerde dat de in het plan voorziene hoogten niet meer mogelijk maakten dan wat al was toegestaan onder het voorgaande bestemmingsplan. Gezien de omstandigheden en de hoogte van de bebouwing in de nabijheid, was er geen aanleiding om te veronderstellen dat het bestreden besluit in de bodemprocedure zou worden vernietigd. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan op 9 maart 2005.

Uitspraak

200409933/2.
Datum uitspraak: 9 maart 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de stichting "Stichting Behoudt Karakter Prinseneiland" en anderen, gevestigd te Amsterdam,
verzoekers,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 25 maart 2004 heeft de raad van het stadsdeel Amsterdam Centrum, op voorstel van het dagelijks bestuur van 25 maart 2004, het bestemmingsplan "Westelijke Eilanden" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 26 oktober 2004, kenmerk 2004-19663, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers bij brief van 23 december 2004, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 23 december 2004, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2004, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 februari 2005, waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. B.J. Davidse en [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. H.T. Ziengs, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam Centrum, vertegenwoordigd door E.P. Swijter, daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het plan voorziet in een planologische regeling voor de gebieden Bickerseiland, Prinseneiland, Realeneiland en de Planciusbuurt.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plan goedgekeurd.
2.3.    Verzoekers stellen dat verweerder ten onrechte het plandeel met de bestemming "Gemengde doeleinden" dat het perceel [locatie] betreft heeft goedgekeurd. Zij verzoeken schorsing van het goedkeuringsbesluit op dit punt. Zij voeren aan dat de toegestane bouw- en goothoogten voor dit plandeel een onaanvaardbare aantasting van Prinseneiland met zich brengen.
2.4.    Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de in het plan voorziene hoogten voor dit plandeel in overeenstemming zijn met een op basis van het voorgaande plan verleende bouwvergunning. Hij heeft geen reden gezien het plan in zoverre in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten.
2.5.    Niet in geschil is dat het plan voorziet in de mogelijkheid om na vrijstelling op het plandeel bebouwing met een goothoogte van 14,5 meter en een bouwhoogte van 18 meter aan het Prinseneiland en een goothoogte van 9 meter en een bouwhoogte van 12 meter aan de Galgenstraat te verwezenlijken. Ter zitting is gebleken dat dezelfde hoogten waren toegestaan in de hiervoor geldende eerste herziening van het bestemmingsplan "Prinseneiland".
Anders dan verzoekers stellen maakt het aan de orde zijnde plan wat betreft goot- en bouwhoogten niet meer mogelijk dan de op basis van het hiervoor geldende herziene bestemmingsplan verleende bouwvergunning. Gelet hierop en mede gezien de hoogte van de bebouwing in de nabijheid van het perceel is de Voorzitter op voorhand niet van oordeel dat de in het plan voorziene hoogten ter plaatse uit stedenbouwkundig oogpunt niet meer aanvaardbaar kunnen worden geacht. Hij ziet dan ook geen aanleiding voor de verwachting dat het bestreden besluit in de bodemzaak op dit punt zal worden vernietigd.
2.6.    Gezien het vorenstaande acht de Voorzitter geen reden aanwezig voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.D. van Onselen, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel    w.g. Van Onselen
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2005
178-448.