ECLI:NL:RVS:2005:AT0530

Raad van State

Datum uitspraak
10 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200500166/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • R.P.F. Boermans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor schermhal in Hillegom en verzoek om voorlopige voorziening

Op 11 februari 2004 verleende het college van burgemeester en wethouders van Hillegom een bouwvergunning voor het plaatsen van een schermhal ten behoeve van vaste planten op een perceel in Hillegom. Verzoekers, wonend te Hillegom, maakten bezwaar tegen deze vergunning. Op 22 juli 2004 verklaarde het college de bezwaren ongegrond. Hierop hebben de verzoekers beroep ingesteld bij de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, die op 3 december 2004 de besluiten van het college vernietigde en het college opdroeg om vóór 1 februari 2005 opnieuw op de bezwaarschriften te beslissen.

Tegen deze uitspraak hebben verzoekers hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. Verzoeker sub 1 diende zijn hoger beroep in op 7 januari 2005, en verzoeker sub 2 op 13 januari 2005. Beide verzoekers vroegen de Voorzitter van de Raad van State om een voorlopige voorziening te treffen, wat op 3 maart 2005 ter zitting werd behandeld. Tijdens deze zitting waren de verzoekers, hun gemachtigden, en vertegenwoordigers van het college en de vergunninghouder aanwezig.

De Voorzitter overwoog dat besluiten in het algemeen uitvoerbaar zijn, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. De verzoekers betoogden dat de uitspraak van de voorzieningenrechter berustte op een onjuiste lezing van het bestemmingsplan. Echter, uit de stukken en de zitting bleek dat een groot gedeelte van de schermhal al was voltooid. De Voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zou blijven, en dat er geen reden was voor het treffen van een voorlopige voorziening. De verzoeken werden dan ook afgewezen.

Uitspraak

200500166/2.
Datum uitspraak: 10 maart 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
1.    [verzoekers sub 1], wonend te Hillegom,
2.    [verzoeker sub 2], wonend te Hillegom,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank
's-Gravenhage van 3 december 2004 in het geding tussen:
verzoekers
en
het college van burgemeester en wethouders van Hillegom.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 11 februari 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hillegom (hierna: het college) aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een schermhal ten behoeve van vaste planten op het perceel [locatie] te Hillegom.
Bij besluiten van 22 juli 2004 heeft het college de daartegen door verzoekers gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 december 2004, verzonden op die dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de voorzieningenrechter) de daartegen door verzoekers ingestelde beroepen gegrond verklaard, de besluiten van 22 juli 2004 vernietigd en bepaald dat het college vóór 1 februari 2005 opnieuw beslist op de bezwaarschriften van verzoekers.
Tegen deze uitspraak hebben onder meer verzoekers sub 1 bij brief van 7 januari 2005, bij de Raad van State ingekomen op die dag en verzoeker sub 2 bij brief van 13 januari 2005, bij de Raad van State ingekomen op die dag hoger beroep ingesteld. Verzoeker sub 2 heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 8 februari 2005. Bij brief van 28 februari 2005, bij de Raad van State ingekomen op die dag, hebben verzoekers sub 1 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 1 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op die dag, heeft verzoeker sub 2 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 3 maart 2005, waar verzoekers sub 1 in persoon, bijgestaan door mr. H.C.S. van Dop, gemachtigde, verzoeker sub 2 in persoon, bijgestaan door mr. D.S. Montagne, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door S. Turkenburg en drs. N.L.J.M. van Hattum, beiden ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is vergunninghouder, vertegenwoordigd door [directeur], bijgestaan door mr. M. Alta, gemachtigde daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend.
2.2.    Verzoekers betogen dat de aangevallen uitspraak berust op een onjuiste lezing van het bestemmingsplan en zijn voorschriften. Zij hebben in verband daarmee verzocht om bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat de bouwvergunning wordt geschorst.
2.3.    Uit de stukken en ter zitting is gebleken dat een zeer groot gedeelte van de schermhal reeds is voltooid. In hetgeen verzoekers naar voren hebben gebracht is geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de bouwvergunning niet mocht worden verleend.
2.4.    Onder deze omstandigheden bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek    w.g. Boermans
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2005
429.