ECLI:NL:RVS:2005:AT1945

Raad van State

Datum uitspraak
23 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200408577/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering ligplaatsvergunning voor woonboot door stadsdeel Amsterdam

Op 23 maart 2004 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Geuzenveld/Slotermeer van de gemeente Amsterdam een ligplaatsvergunning voor een woonboot geweigerd. De appellant, die in Amsterdam woont, had bezwaar gemaakt tegen deze weigering, maar het dagelijks bestuur verklaarde het bezwaar ongegrond. De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam bevestigde op 15 oktober 2004 de weigering van de vergunning. Hierop heeft de appellant hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, die de zaak op 21 februari 2005 ter zitting heeft behandeld.

De Raad van State oordeelde dat de weigering van de vergunning op goede gronden was gebaseerd. De relevante wetgeving, de Verordening op de haven en het binnenwater 1995 (Vhb), stelt dat zonder vergunning van het dagelijks bestuur het verboden is om met een woonboot ligplaats in te nemen. De definitie van een woonboot volgens de Vhb is dat het een vaartuig is dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als of is bestemd tot woonverblijf. De Raad van State concludeerde dat de appellant niet op de boot had gewoond en dat er geen woonvoorzieningen aanwezig waren, waardoor de boot niet als woonboot kon worden aangemerkt.

De Raad bevestigde de uitspraak van de voorzieningenrechter en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en werd openbaar uitgesproken op 23 maart 2005.

Uitspraak

200408577/1.
Datum uitspraak: 23 maart 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amsterdam,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 15 oktober 2004 in het geding tussen:
appellant
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Geuzenveld/Slotermeer van de gemeente Amsterdam.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 23 maart 2004 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Geuzenveld/Slotermeer van de gemeente Amsterdam (hierna: het dagelijks bestuur) de door appellant gevraagde ligplaatsvergunning voor een woonboot ten behoeve van zijn [vaartuig] geweigerd.
Bij besluit van 31 augustus 2004 heeft het dagelijks bestuur het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 oktober 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 20 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 21 oktober 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 24 november 2004 heeft het dagelijks bestuur van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 februari 2005, waar appellant in persoon en bijgestaan door E.P. Blaauw, gemachtigde, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. M.L.M. Lohman, werkzaam bij het stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 2.2, eerste lid, eerste volzin, van de Verordening op de haven en het binnenwater 1995 (hierna: de Vhb) is het verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders (lees: dagelijks bestuur) met een woonboot ligplaats in te nemen.
Ingevolge artikel 2.1, aanhef en onder a, van de Vhb wordt onder woonboot verstaan: een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als of is bestemd tot woonverblijf.
In de toelichting bij de Vhb staat dat het gebruik als of het bestemd zijn tot wonen bepalend is of een vaartuig of object op het openbaar water als een woonboot moet worden aangemerkt. Het begrip bestemmen is geobjectiveerd en daarom niet afhankelijk van hetgeen een belanghebbende voor ogen heeft met het object. De beantwoording van de vraag of een object als woonboot kan worden aangemerkt, dient te geschieden naar spraakgebruik. De betrokken boot dient naar bouw of inrichting of uiterlijke kenmerken duidelijk, naar objectieve maatstaven, als woonboot te herkennen zijn.
2.2.    Appellant heeft aangevoerd dat de voorzieningenrechter ten onrechte en op onjuiste gronden heeft geoordeeld dat het dagelijks bestuur de vergunning heeft kunnen weigeren. Hij stelt dat wat in de toelichting van de Vhb over het begrip woonboot staat in strijd is met de Huisvestingswet (hierna: de Hw). Naar zijn mening is [vaartuig], nu de buitenkant is afgebouwd en hij voornemens is op die boot te gaan wonen, wel een woonboot.
2.3.    Zoals de voorzieningenrechter met juistheid heeft geoordeeld wordt de autonome bevoegdheid van de gemeenteraad, in dit geval de stadsdeelraad, om regels te stellen ten aanzien van woonschepen ingevolge de Hw slechts doorbroken door artikel 88 van de Hw volgens welk artikel geen regels mogen worden opgesteld die leiden tot een algeheel verbod van het in gebruik nemen of geven van een woonschip op een ligplaats. Ook anderszins bestaat geen aanleiding het oordeel van de voorzieningenrechter dat niet valt in te zien waarom de toelichting bij de Vhb niet richtinggevend kan zijn bij de hantering van de definitie van het begrip woonboot, onjuist te achten. Anders dan appellant betoogt is derhalve, bij de beoordeling of een vaartuig als een woonboot kan worden aangemerkt, de intentie van de belanghebbende niet van belang.
Vast is komen te staan dat appellant niet op [vaartuig] heeft gewoond en dat ook de vorige eigenaar [vaartuig] niet als woonboot heeft gebruikt. Voorts is niet in geding dat in het schip geen woonvoorzieningen zijn getroffen. Gelet hierop en op de overgelegde foto's is de Afdeling van oordeel dat de voorzieningenrechter met juistheid en op goede gronden heeft geoordeeld dat het dagelijks bestuur zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat [vaartuig] niet kan worden aangemerkt als een woonboot en in redelijkheid de gevraagde ligplaatsvergunning voor [vaartuig] heeft kunnen weigeren.
2.4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient voorzover aangevallen te worden bevestigd.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak voorzover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. W.D.M. van Diepenbeek, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek    w.g. Van Tuyll van Serooskerken
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2005
290.