ECLI:NL:RVS:2005:AT1980

Raad van State

Datum uitspraak
23 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200407652/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.M. Boll
  • J.G.C. Wiebenga
  • P.C.E. van Wijmen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit tot verlening van een revisievergunning voor een fok- en vleesvarkenshouderij

In deze zaak gaat het om een beroep dat is ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Boxmeer, waarbij op 20 juli 2004 een revisievergunning is verleend voor een fok- en vleesvarkenshouderij. Dit besluit is gedeeltelijk verleend en gedeeltelijk geweigerd, en betreft percelen in de gemeente Boxmeer. De vergunninghoudster heeft op 4 augustus 2004 het besluit ter inzage gelegd. Appellanten hebben op 13 september 2004 beroep ingesteld bij de Raad van State, omdat zij van mening zijn dat het besluit is genomen zonder de vereiste milieu-effectrapportage. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak op 27 januari 2005 behandeld, waarbij de appellanten en de vertegenwoordiger van de verweerder aanwezig waren. De vergunninghoudster was ook als partij gehoord. De Afdeling overweegt dat de kennisgeving van het besluit van 27 januari 2004 aan de vereisten voldeed, en dat de appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat er sprake was van een gebrekkige kennisgeving. Het beroep is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 23 maart 2005.

Uitspraak

200407652/1.
Datum uitspraak: 23 maart 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], beiden wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Boxmeer,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 20 juli 2004 heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan [vergunninghoudster] een revisievergunning als geregeld in artikel 8.4, eerste lid, van deze wet gedeeltelijk verleend en gedeeltelijk geweigerd voor een fok- en vleesvarkenshouderij op de percelen [locatie 1] en [locatie 2] te [plaats], kadastraal bekend gemeente Boxmeer, sectie […], nummers […]. Dit besluit is op 4 augustus 2004 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 13 september 2004, bij de Raad van State ingekomen op 14 september 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 3 november 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 januari 2005, waar appellanten in persoon en bijgestaan door M. Arts, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door R.J.M.B. Derks, gemachtigde, zijn verschenen.
Voorts is vergunninghoudster als partij gehoord, vertegenwoordigd door mr. J.A.J.M. van Houtum, gemachtigde.
2.    Overwegingen
2.1.    In artikel 7.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur de activiteiten worden aangewezen, ten aanzien waarvan het bevoegd gezag krachtens artikel 7.8b en 7.8d moet bepalen of voor de activiteit, vanwege de bijzondere omstandigheden waaronder zij wordt ondernomen, een milieu-effectrapport moet worden gemaakt. Daarbij worden een of meer besluiten van bestuursorganen ter zake van die activiteiten aangewezen, bij de voorbereiding waarvan, indien het bevoegd gezag daartoe besluit, het in de eerste volzin bedoelde milieu-effectrapport moet worden gemaakt.
Ingevolge artikel 2, tweede lid, van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 (hierna: het Besluit) worden als activiteiten als bedoeld in artikel 7.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer aangewezen de activiteiten die behoren tot een categorie die in onderdeel D van de bijlage is omschreven.
In categorie 14 van onderdeel D van de bijlage van het Besluit, zoals deze bijlage luidde ten tijde van het indienen van de aanvraag, is aangewezen als activiteit ten aanzien waarvan de procedure als bedoeld in de artikelen 7.8a tot en met 7.8d van de Wet milieubeheer van toepassing is, de oprichting of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het fokken, mesten of houden van varkens, in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op 350 of meer plaatsen voor zeugen.
Ingevolge artikel 7.8b, eerste lid, van de Wet milieubeheer neemt het bevoegd gezag, behoudens in het geval toepassing is gegeven aan artikel 7.8a, derde lid, uiterlijk zes weken na de datum van ontvangst een beslissing omtrent de vraag of bij de voorbereiding van het betrokken besluit voor de activiteit, vanwege de bijzondere omstandigheden waaronder deze activiteit wordt ondernomen, een milieu-effectrapport moet worden gemaakt.
Ingevolge artikel 7.8b, vijfde lid, van de Wet milieubeheer, voorzover hier van belang, doet het bevoegd gezag mededeling van zijn beslissing door kennisgeving in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huis-bladen, en indien is beslist dat voor de activiteit geen milieu-effectrapport moet worden gemaakt, kennisgeving in de Staatscourant.
Ingevolge artikel 7.8b, zesde lid, van de Wet milieubeheer, vermeldt het bevoegd gezag in de kennisgevingen als bedoeld in het vijfde lid ten minste:
a. het tijdstip waarop een exemplaar van beslissing ter inzage wordt gelegd, alsmede de uren waarop en de plaats waar het ter inzage ligt;
b. de strekking van de beslissing.
Ingevolge artikel 7.27, derde lid, van de Wet milieubeheer neemt het bevoegd gezag een beslissing omtrent een activiteit die in een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 7.4 is aangewezen en ten aanzien waarvan geen provinciale verordening krachtens artikel 7.6, eerste lid, van toepassing is, niet dan nadat toepassing is gegeven aan de artikelen 7.8a tot en met 7.8d.
2.2.    Appellanten hebben betoogd dat het bestreden besluit is genomen zonder dat toepassing is gegeven aan de in de artikelen 7.8a tot en met 7.8d van de Wet milieubeheer, nu verweerder door middel van een gebrekkige kennisgeving in het Boxmeers weekblad van 4 februari 2004 mededeling heeft gedaan van zijn beslissing van 27 januari 2004 op grond waarvan bij de voorbereiding van het bestreden besluit geen milieu-effectrapport behoefde te worden gemaakt.
2.3.    De Afdeling overweegt dat verweerder ingevolge artikel 7.8, zesde lid, van de Wet milieubeheer in de kennisgeving van zijn besluit van 27 januari 2004 ten minste diende te vermelden het tijdstip waarop een exemplaar van de beslissing als bedoeld in het eerste lid van dit artikel ter inzage werd gelegd, de uren waarop en de plaats waar het ter inzage lag, en de strekking van de beslissing. De kennisgeving in het Boxmeers weekblad bevatte deze informatie nu daarin werd vermeld dat de beslissing van verweerder van 27 januari 2004 ter inzage lag vanaf 4 februari 2004, bij de afdeling Ruimtelijk Beheer en de openbare bibliotheek van Boxmeer gedurende de daarvoor geldende openingstijden inzage mogelijk was, alsmede dat de beslissing inhield dat door vergunninghoudster geen milieu-effectrapport behoefde te worden opgesteld voor de bouw van een zeugen- en vleesvarkensstal. Het beroep mist derhalve feitelijke grondslag.
2.4.    Het beroep is ongegrond.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, Voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. P.C.E. van Wijmen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll    w.g. Van Leeuwen
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2005
312-399.