200407673/1.
Datum uitspraak: 30 maart 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren,
verweerder.
Bij besluit van 17 juli 2003, kenmerk Wm893, heeft verweerder aan de [IJssalon] gelegen aan de [locatie] te [plaats] nadere eisen gesteld op grond van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (hierna: het Besluit).
Bij besluit van 28 juli 2004, kenmerk 2003/6904/2004/7408, verzonden op 3 augustus 2004, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 10 september 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 11 oktober 2004.
Bij brief van 22 november 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellanten. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 januari 2005, waar appellanten, in persoon aanwezig en bijgestaan door J.L.J. Mevis, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. C. Scheepers, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts zijn namens de [IJssalon] als partij gehoord [gemachtigden], bijgestaan door mr. A. Vinkenborg, gemachtigde.
2.1. Bij het bestreden besluit heeft verweerder krachtens artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit in samenhang bezien met voorschrift 4.1.4, aanhef en onder d, van de bijlage bij het Besluit nadere eisen gesteld teneinde te bereiken dat de [IJssalon] aan voorschrift 1.1.1 van het Besluit voldoet. Verweerder heeft bij nadere eis gesteld dat tijdens het in werking zijn van de inrichting gedurende de avondperiode, ramen en deuren van ruimten waarin geraasmakende werkzaamheden plaatsvinden, gesloten moeten zijn. Deuren mogen enkel geopend worden voor het onmiddellijk doorlaten van personen en/of goederen. Voorts heeft verweerder de nadere eis gesteld dat het verboden is het sorteren van kratten en emballage etc., in de buitenlucht uit te voeren.
Onbestreden staat vast dat het Besluit op de onderhavige inrichting van toepassing is. Op 6 april 2000 is voor deze inrichting een melding op grond van dit Besluit gedaan.
2.2. Appellanten kunnen zich niet met het bestreden besluit verenigen. Zij betogen dat zij geluidoverlast van de onderhavige inrichting ondervinden. Naar aanleiding van het rapport van het door hen ingeschakelde adviesbureau F. Lemmens van 8 oktober 2004 voeren appellanten ten aanzien van de door verweerder verrichte geluidmetingen onder andere aan dat inzicht in de totale geluidemissie van de inrichting ontbreekt. Appellanten wijzen erop dat een aantal ruimten in strijd met de melding van 6 april 2000 wordt gebruikt ten behoeve van de exploitatie van het ijscafé. Volgens appellanten heeft verweerder geen rekening gehouden met muziekgeluid en andere lawaaimakende activiteiten in de inrichting. Voorts dient het stemgeluid bij de beoordeling van de geluidbelasting te worden betrokken, nu, gelet op de ligging van het terras, sprake is van een binnenterrein, aldus appellanten. Dit geldt naar hun mening ook voor de serre, waarbij, indien de wanden van de serre worden geopend, sprake is van een overdekt terras. Verder, zo stellen zij, heeft verweerder ten onrechte geen rekening gehouden met de verkeersaantrekkende werking van de inrichting en de parkeeroverlast in de omgeving van de [IJssalon]. Ook heeft verweerder de openstelling van de inrichting in de nachtperiode ten onrechte niet bij de beoordeling betrokken, aldus appellanten. Appellanten voeren ten aanzien van de door verweerder verrichte geluidmetingen verder aan dat de meethoogte niet juist is en dat voorts de meetperiode voor de activiteiten in de spoelkeuken te kort is. Een meting van het referentieniveau ter plaatse en een aanscherping van de geluidnorm voor het equivalente geluidniveau had naar de mening van appellanten in de rede gelegen. Appellanten wijzen er tot slot nog op dat de onderhavige inrichting niet beschikt over een exploitatievergunning en dat voorts in strijd met de Drank- en horecawet wordt gehandeld.
2.2.1. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd de overweging dat hij naar aanleiding van klachten van appellanten over geluidoverlast door de ventilator, het sorteren van de vaat en het praten en schreeuwen van bezoekers van de [IJssalon] tijdens een controlebezoek op 26 juli 2002 heeft onderzocht of aan geluidvoorschrift 1.1.1 van het Besluit wordt voldaan. Tijdens dit controlebezoek is een aantal geluidmetingen uitgevoerd met betrekking tot geluid afkomstig van de ventilator en geluid door het werken met servies en bestek in de spoelkeuken van de inrichting. Uit deze geluidmetingen is gebleken dat het door de ventilator geproduceerde geluid aan de in het Besluit opgenomen grenswaarden voor zowel het equivalente geluidniveau als het piekgeluidniveau voldoet. Voorts is gebleken dat vanwege de werkzaamheden in de spoelkeuken met geopende deuren het equivalente geluidniveau in de avondperiode met 1 dB(A) wordt overschreden en het piekgeluidniveau met 3 dB(A). Gezien deze uitkomsten heeft verweerder eerder genoemde nadere eisen opgelegd. Nu verweerder zich heeft beperkt tot de in de klachten van appellanten genoemde geluidbronnen, heeft hij geen onderzoek verricht naar de overige mogelijk in de inrichting aanwezige geluidbronnen. Verweerder is gezien de activiteiten in de inrichting evenwel van mening dat ook anderszins geen aanleiding bestond een verdergaand (akoestisch) onderzoek te doen.
2.2.2. In artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit is, voorzover hier van belang, bepaald dat het bevoegd gezag nadere eisen kan stellen met betrekking tot de in de bijlage opgenomen voorschriften ten aanzien van geluid, trilling, energie, afvalstoffen, afvalwater, lucht, verlichting, veiligheid, opslag en bodembescherming, voorzover dat in hoofdstuk 4 van de bijlage is aangegeven.
Ingevolge voorschrift 1.1.1, aanhef en onder a, van de bijlage bij het Besluit mag het equivalente geluidniveau (LAeq), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten, op de gevel van woningen niet meer bedragen dan 50, 45 dB(A) en 40 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Voorts mag het piekniveau (Lmax) op de gevel van woningen in voornoemde perioden niet meer bedragen dan respectievelijk 70, 65 en 60 dB(A).
Ingevolge voorschrift 4.1.4, aanhef en onder d, van de bijlage bij het Besluit kan het bevoegd gezag, teneinde te bereiken dat aan het voorschrift 1.1.1 wordt voldaan, nadere eisen stellen ten aanzien van - voorzover hier van belang - het in acht nemen van gedragsregels die binnen de inrichting in acht moeten worden genomen, waaronder de regels ten aanzien van aan- en afrijdend verkeer en komende en gaande bezoekers.
2.2.3. Wat betreft de beroepsgronden inzake het aanscherpen van de norm van het equivalente geluidniveau, het (meten van het) referentieniveau van het omgevingsgeluid, de verkeersaantrekkende werking en de parkeeroverlast in de omgeving van de [IJssalon] alsmede de beroepsgronden dat de [IJssalon] niet beschikt over een exploitatievergunning op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening, de exploitatie van de serre in strijd is met de Drank- en horecawet en voorts een aantal ruimten in de inrichting in strijd met de melding op grond van het Besluit in gebruik is, overweegt de Afdeling dat geen van de door verweerder gestelde nadere eisen op voornoemde onderwerpen zien. De door verweerder gestelde nadere eisen, waarbij verweerder gedragsregels heeft voorgeschreven die binnen de inrichting in acht moeten worden genomen, hebben blijkens het bestreden besluit en het verhandelde ter zitting tot doel dat aan de geluidgrenswaarden opgenomen in voorschrift 1.1.1 van de bijlage bij het Besluit wordt voldaan. Het is verder niet aannemelijk geworden dat verweerder van de bevoegdheid om ambtshalve nadere eisen te stellen in dit geval redelijkerwijs geen gebruik heeft kunnen maken zonder ook nadere eisen te stellen terzake van voornoemde door appellanten genoemde aspecten. De vraag of omtrent deze aspecten nadere eisen zouden moeten worden gesteld, valt buiten het bereik van de door verweerder gevolgde procedure.
Voorzover appellanten aanvoeren dat in strijd met het Besluit wordt gehandeld dan wel bij hen de vrees bestaat dat de bij het bestreden besluit gestelde nadere eisen niet worden nageleefd, overweegt de Afdeling dat de Algemene wet bestuursrecht voorziet in de mogelijkheid voor verweerder tot het treffen van maatregelen die strekken tot het afdwingen van de naleving van de voor de inrichting ingevolge het Besluit geldende voorschriften en van de ingevolge het bestreden besluit geldende nadere eisen en voor appellanten om aan verweerder daartoe een verzoek te doen. Dit beroepsonderdeel slaagt niet.
2.2.4. Vaststaat dat verweerder de onderhavige nadere eisen heeft gesteld teneinde te bereiken dat de [IJssalon] aan het in de bijlage van het Besluit opgenomen geluidvoorschrift 1.1.1 voldoet. Nu verweerder zijn onderzoek naar de naleefbaarheid van de in het Besluit opgenomen geluidgrenswaarden heeft beperkt tot de eventuele overschrijding van de geluidgrenswaarden door het in werking zijn van de ventilator en door werkzaamheden in de spoelkeuken, dient, gelet op de door appellanten aangevoerde gronden inzake stemgeluid, muziekgeluid en de openingstijden van de inrichting, de vraag beantwoord te worden of verweerder in redelijkheid heeft kunnen volstaan met het opleggen van de onderhavige nadere eisen om aan voorschrift 1.1.1 van het Besluit te kunnen voldoen.
2.2.5. Wat betreft het stemgeluid overweegt de Afdeling dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat zowel het terras als de tuin van de ijssalon grenzen aan een openbare weg die hoofdzakelijk wordt gebruikt door bestemmingsverkeer en in het voorjaar en in de zomer voorts intensief wordt gebruikt door fietsers en wandelaars. Van omsluiting door bebouwing is blijkens de stukken en het ter zitting verhandelde geen sprake. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat verweerder zich in het onderhavige geval terecht op het standpunt heeft gesteld dat van een binnenterrein zoals bedoeld in voorschrift 1.1.1, aanhef en onder a, van de bijlage bij het Besluit geen sprake is, zodat het stemgeluid niet bij de beoordeling van de van de inrichting te duchten geluidhinder behoefde te worden betrokken. In hetgeen appellanten op dit punt voor het overige hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen grond voor een ander oordeel.
2.2.6. Ten aanzien van het muziekgeluid volgt uit de melding van 6 april 2000 dat in de buitenlucht of op het open terrein geen muziek ten gehore zal worden gebracht. Blijkens het verhandelde ter zitting is er geen geluidinstallatie buiten op het terrein aanwezig. Uit de stukken volgt voorts dat in de inrichting slechts achtergrondmuziek ten gehore mag worden gebracht. Niet aannemelijk is geworden dat door de ten gehore gebrachte muziek in de gebouwen van de inrichting niet aan de in voorschrift 1.1.1 van de bijlage bij het Besluit opgenomen geluidgrenswaarden kan worden voldaan.
2.2.7. Wat betreft de openstelling van de inrichting in de nachtperiode en de in deze periode plaatshebbende activiteiten in de inrichting, overweegt de Afdeling dat de inrichting ingevolge de Algemeen Plaatselijke Verordening tot 02.00 uur geopend mag zijn. Uit de stukken en het ter zitting verhandelde volgt evenwel dat de onderhavige inrichting in de praktijk eerder, dat wil zeggen vanaf 22.00 uur, ook indien partijen worden gehouden, voor het publiek gesloten is. Voorts is gebleken dat in de nachtperiode vanaf 23.00 uur geen spoelactiviteiten in de keuken plaatsvinden. De Afdeling ziet gezien het vorenstaande geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder geen rekening zou hebben gehouden met de eventueel in de nachtperiode plaatshebbende activiteiten. Voorzover incidentele activiteiten in de nachtperiode plaatsvinden, zoals het houden van partijen, overweegt de Afdeling dat in dat geval de geluidvoorschriften van het Besluit moeten worden nageleefd.
2.2.8. De Afdeling ziet voorts geen aanleiding voor het oordeel dat de door verweerder bij de geluidmeting gehanteerde uitgangspunten, waaronder de meethoogte en de meetperiode van de activiteiten in de spoelkeuken, dan wel de uitkomsten van deze metingen onjuist zouden zijn.
2.2.9. Gelet op het vorenstaande, bestaat er geen grond voor het oordeel dat verweerder zich ter voorkoming van onaanvaardbare geluidhinder na afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid heeft kunnen beperken tot de door hem gestelde nadere eisen dan wel onderzoek had moeten doen naar verdergaande geluidreducerende maatregelen.
2.3. Het beroep is ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H. Beekhuis, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van Staat.
w.g. Beekhuis w.g. Montagne
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2005