ECLI:NL:RVS:2005:AT3712

Raad van State

Datum uitspraak
7 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200501400/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • L. Groenendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen kapvergunning voor 184 bomen in Amsterdam-Zuidoost

Op 29 juni 2004 verleende het dagelijks bestuur van het Stadsdeel Amsterdam-Zuidoost een vergunning voor het kappen van 184 bomen aan de oostzijde van de Gooiseweg. Verzoekers, bestaande uit vier personen, maakten bezwaar tegen deze vergunning. Het dagelijks bestuur verklaarde de bezwaren van verzoekers sub 2 en 3 ongegrond en het bezwaar van verzoeker sub 1 niet-ontvankelijk. Hierop volgde een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam op 10 februari 2005, die het beroep van verzoekers sub 1 en 2 ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak stelden de verzoekers hoger beroep in en vroegen de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om een voorlopige voorziening.

De Voorzitter behandelde het verzoek op 24 maart 2005, waarbij enkele verzoekers in persoon aanwezig waren, vertegenwoordigd door verzoeker sub 1 en een gemachtigde. Het dagelijks bestuur werd vertegenwoordigd door mr. G. Knoop, advocaat te Amsterdam. De Voorzitter overwoog dat de voorlopige voorziening zou inhouden dat er geen gebruik gemaakt mag worden van de kapvergunning totdat er uitspraak is gedaan op het hoger beroep. Het dagelijks bestuur had toegezegd dat er voor eind juli, begin augustus 2005 geen gebruik zou worden gemaakt van de vergunning, met inachtneming van het broedseizoen van vogels. De Afdeling streeft ernaar voor eind juli 2005 uitspraak te doen op het hoger beroep.

Op basis van deze overwegingen besloot de Voorzitter het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 7 april 2005.

Uitspraak

200501400/2.
Datum uitspraak: 7 april 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
1.    [verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats]
2.    [verzoekers sub 2], wonend te [woonplaats]
3.    [verzoekers sub 3], wonend te [woonplaats]
4.    [verzoeker sub 4], wonend te [woonplaats]
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 10 februari 2005 in het geding tussen:
verzoekers sub 1 en 2
en
het dagelijks bestuur van het Stadsdeel Amsterdam-Zuidoost.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 29 juni 2004 heeft het dagelijks bestuur van het Stadsdeel Amsterdam-Zuidoost (hierna: het dagelijks bestuur) een vergunning verleend voor het kappen van 184 bomen op en in de nabijheid van het talud aan de oostzijde van de Gooiseweg.
Bij besluit van 18 januari 2005 heeft het dagelijks bestuur de daartegen door verzoekers sub 2 en 3 gemaakte bezwaren ongegrond en het daartegen door verzoeker sub 1 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 10 februari 2005, verzonden op 11 februari 2005, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, voorzover hier van belang, het daartegen door verzoekers sub 1 en 2 ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 februari 2005, hoger beroep ingesteld, onderscheidenlijk de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De gronden zijn aangevuld bij brief van 26 februari 2005.
Bij brief van 22 maart 2005 heeft het dagelijks bestuur een reactie ingediend.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 maart 2005, waar enkele verzoekers in persoon, vertegenwoordigd door [verzoeker sub 1] en [gemachtigde], en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. G. Knoop, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    De voorlopige voorziening waarom verzoekers de Voorzitter hebben verzocht, zou slechts kunnen inhouden dat geen gebruik mag worden gemaakt van de bij voormeld besluit van 29 juli 2004 verleende kapvergunning, totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan op het door verzoekers ingestelde hoger beroep. Aan deze kapvergunning is onder meer het voorschrift verbonden dat er in het broedseizoen geen nesten van vogels worden verstoord. Het dagelijks bestuur heeft toegezegd dat om die reden voor eind juli, begin augustus 2005 geen gebruik zal worden gemaakt van de vergunning. De Afdeling streeft er naar voor eind juli 2005 uitspraak te hebben gedaan op het hoger beroep van verzoekers. De Voorzitter ziet reeds op deze grond geen aanleiding het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in te willigen.
2.2.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink    w.g. Groenendijk
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 april 2005
362.