200408031/1.
Datum uitspraak: 13 april 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank
's-Hertogenbosch van 28 september 2004 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel.
Bij besluit van 7 mei 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel (hierna: het college) aan [aanvrager] bouwvergunning verleend voor het verbouwen van een woning met bedrijfsruimte tot een kantoor met twee appartementen en met toepassing van artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling verleend voor het gebruik van het kantoor ten behoeve van zakelijke dienstverlening op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 3 augustus 2004 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 september 2004, verzonden op 5 oktober 2004, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 28 september 2004, bij de Raad van State ingekomen op 29 september 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 9 november 2004 heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 februari 2005, waar appellant in persoon en het college, vertegenwoordigd door mr. A.A.M. Kuijken, ambtenaar van de gemeente Gemert-Bakel, zijn verschenen. Voorts is daar [aanvrager] gehoord.
2.1. De aanvraag heeft betrekking op de inrichting en verbouwing van een voormalige bakkerswinkel met bovenwoning ten behoeve van de vestiging van een kantoor voor zakelijke dienstverlening met twee bovenwoningen (appartementen).
2.2. Niet in geschil is dat het beoogd gebruik van de begane grond als kantoorruimte in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Centrumgebied Gemert". In de beslissing op bezwaar is aangegeven dat voor dit gebruik vrijstelling is verleend als bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder a, sub 1, van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (hierna: Bro). De voorzieningenrechter is er op goede gronden vanuit gegaan dat beoogd is toepassing te geven aan artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e, van het Bro. Het vermelde artikelonderdeel vormt, blijkens de context, een kennelijke verschrijving.
2.3. Uit de beslissing op bezwaar blijkt dat het college de verleende bouwvergunning uitdrukkelijk heeft beperkt tot de bouwwerkzaamheden die direct verband houden met de realisering van de twee appartementen en de daarbij behorende voorzieningen. Wat betreft het gebruik van de bedrijfsruimte op de benedenverdieping voor kantoordoeleinden is volstaan met voormelde gebruiksvrijstelling. De bouwvergunning ziet niet op de vestiging van het kantoor.
Appellanten betogen derhalve tevergeefs dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat de vrijstellingsbevoegdheid is aangewend voor het verlenen van een bouwvergunning voor het oprichten van bebouwing waarvan het gebruik in strijd is met het bestemmingsplan.
Evenzeer faalt het betoog van appellanten dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat de vrijstelling, in strijd met het bepaalde in artikel 20, eerste lid, aanhef, en onder e, met zich brengt dat het aantal woningen in de bebouwde komt toeneemt. De vrijstelling heeft geen betrekking op de twee bovenwoningen.
2.4. Hetgeen appellant voor het overige heeft aangevoerd tegen de bouwvergunning en de verleende vrijstelling, heeft de rechtbank op goede gronden verworpen.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. F.P. Zwart en mr. R. van der Spoel, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. Lodder
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 april 2005