ECLI:NL:RVS:2005:AT4204

Raad van State

Datum uitspraak
13 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200501046/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • P.A. de Vink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in milieubeheerzaak betreffende pluimveehouderij

In deze zaak heeft de Raad van State op 13 april 2005 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een revisievergunning voor een pluimveehouderij. De vergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van Someren op 3 december 2004, krachtens de Wet milieubeheer. De vergunning betrof het houden van 65.000 opfokhennen en 55.000 legkippen op een perceel in Someren. Het besluit tot vergunningverlening werd op 23 december 2004 ter inzage gelegd. Verzoekers hebben op 31 januari 2005 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzochten de Voorzitter van de Raad van State om een voorlopige voorziening te treffen.

Tijdens de zitting op 31 maart 2005 heeft de Voorzitter het verzoek behandeld. De Voorzitter oordeelde dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet spoedeisend was en dat er geen aanleiding was om de vergunning te schorsen. De Voorzitter merkte op dat de eerder verleende vergunningen in overeenstemming waren met de huidige aanvraag en dat de bezwaren van verzoekers met betrekking tot het aantal dieren en de ammoniakemissie niet voldoende onderbouwd waren om een spoedeisend belang aan te nemen.

Uiteindelijk heeft de Voorzitter het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen en geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak benadrukt het voorlopige karakter van de beslissing en dat deze niet bindend is voor de bodemprocedure.

Uitspraak

200501046/2.
Datum uitspraak: 13 april 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Someren,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 3 december 2004 heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan verzoekers een revisievergunning als geregeld in artikel 8.4, eerste lid, van deze wet verleend voor een pluimveehouderij, gelegen op het perceel [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente Someren, sectie […], nummer […]. Dit besluit is op 23 december 2004 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 31 januari 2005, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op 1 februari 2005, beroep ingesteld.
Bij separate brief van 31 januari 2005, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op 1 februari 2005, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 31 maart 2005, waar verweerder, vertegenwoordigd door S.H.M. Lammers, ambtenaar van de gemeente, is verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Voor de inrichting is eerder bij besluit van 5 juni 1993 krachtens de Hinderwet een revisievergunning verleend voor het houden van 65.000 opfokhennen en 55.000 legkippen. Bij het bestreden besluit is krachtens de Wet milieubeheer een revisievergunning verleend voor het houden van 65.000 opfokhennen en 55.000 legkippen. Ten opzichte van de vigerende vergunning wordt de eierinpakruimte verplaatst, wordt een personeelskantine gerealiseerd en vinden kleine interne wijzingen in de stallen plaats.
2.3.    Verzoekers hebben bezwaren met betrekking tot het vergunde aantal dieren en voorts met betrekking tot de vergunde ammoniakemissie.
Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting is de bij het bestreden besluit verleende revisievergunning, wat het vergunde aantal dieren en de vergunde ammoniakemissie betreft, in overeenstemming met de door verzoekers ingediende aanvraag van 12 juli 2004. In hetgeen verzoekers hebben aangevoerd, en ook overigens, ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat met het onderhavige verzoek thans een spoedeisend belang is gemoeid, dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
2.4.    Gezien het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen    w.g. De Vink
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 april 2005
154-431.