200409016/2.
Datum uitspraak: 11 april 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
Bij besluit van 19 februari 2004 heeft de gemeenteraad van Epe, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 februari 2004, het bestemmingsplan "Klaarbeek" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 7 september 2004, kenmerk RE2004.22961, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 3 november 2004, bij de Raad van State ingekomen op 5 november 2004, beroep ingesteld.
Bij deze brief hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 maart 2005, waar verzoekers in de personen van [verzoeker] en [gemachtigden] zijn verschenen.
Voorts is daar gehoord de gemeenteraad van Epe, vertegenwoordigd door J.G. Mulder en H. Posthuma, ambtenaren van de gemeente, en namens Klaarbeek Planontwikkeling Epe B.V., mr. R.S. Wertheim, advocaat te Zwolle.
Verweerder is, met kennisgeving, niet verschenen.
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de bouw van ongeveer 260 woningen ten zuidwesten van Epe in de omgeving van de Klaarbeek.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plan goedgekeurd.
2.3. Verzoekers betogen dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan. Zij stellen onder meer dat het plan aantasting van de natuurwaarden in het plangebied met zich brengt. Daarbij voeren zij aan dat geen rekening is gehouden met de omstandigheid dat het plangebied binnen de Ecologische Hoofdstructuur zoals bedoeld in het Streekplan Gelderland 1996 (verder: streekplan) ligt. Tevens betogen verzoekers dat het plan in strijd met het streekplan is, omdat de verwezenlijking hiervan nieuwe woningen in landelijk gebied B met zich brengt.
2.4. Verweerder heeft het plan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht en heeft het plan goedgekeurd. Hij stelt dat de natuurwaarden rond de Klaarbeek onaangetast blijven en dat het plangebied in het streekplan als stedelijk gebied is aangeduid.
2.5. In het streekplan zijn ten aanzien van landelijk gebied B de volgende essentiële beleidsuitspraken opgenomen:
"In landelijk gebied B is natuur de belangrijkste functie. Ontwikkelingen van andere functies mogen de beoogde natuurdoelstellingen niet frustreren. De landbouw vervult in landelijk gebied B een blijvende rol en kan zich in economisch opzicht duurzaam ontwikkelen voorzover de natuurwaarden niet worden geschaad.";
"In landelijk gebied B is alleen op grond van een zeer zorgvuldig afwegingsproces waarbij met alle relevante aspecten rekening is gehouden en andere opties niet aanwezig zijn, een bij de functie van de kern passende uitbreiding bespreekbaar. Eventuele natuur- en boscompensatie dient daarbij te zijn geregeld. Verslechtering van de hydrologische situatie van nabijgelegen natuur mag niet optreden.".
Ten aanzien van de aanduiding "strategisch actiegebied" is in het streekplan opgenomen dat hier zonder extra beleidsinspanning de voor de natuur in landelijk gebied A en B benodigde omgevingskwaliteit niet op tijd zal worden bereikt. Het doel is dan ook het versneld realiseren van de noodzakelijke omgevingskwaliteit ten behoeve van de natuur.
In het streekplan is voorts opgenomen dat de rijks-ecologische hoofdstructuur (hierna: rijks-EHS) binnen landelijk gebied A en B wordt vorm gegeven. Landelijk gebied A wordt gevormd door de kerngebieden van de rijks-EHS. Landelijk gebied B omvat kleinere kerngebieden en gebieden die voor uitbreiding van het natuurareaal in aanmerking komen. Ten aanzien van landelijk gebied B is verder aangegeven dat de natuur de richtinggevende, respectievelijk de belangrijkste functie is, waaraan de ontwikkeling van andere ruimtelijke functies wordt gerelateerd. Er zijn volgens het streekplan grote potenties voor natuur en extensieve recreatie aanwezig en behoud en ontwikkeling van de aanwezige waarden is het uitgangspunt voor plannen op regionaal en lokaal niveau. Voor de functies wonen en (passende) recreatie zijn mogelijkheden aanwezig, daarnaast zijn er beperkte kansen voor kleinschalige zakelijke dienstverlenende activiteiten.
2.5.1. De Voorzitter acht het bovenstaande beleid niet onredelijk.
Blijkens de kaart behorende bij het streekplan ligt het plangebied in landelijk gebied B en is het nader aangeduid als "strategisch actiegebied". Het plangebied grenst aan het gebied met de - blijkens genoemde kaart - aanduiding "woonfunctie" van de "kern met lokale functie" Epe.
De Voorzitter stelt vast dat de in het plan voorziene woningbouw in landelijk gebied B slechts mogelijk is na een zeer zorgvuldig afwegingsproces waarbij met alle relevante aspecten rekening is gehouden. Dit afwegingsproces brengt met zich dat hierbij dient te worden afgewogen en inzichtelijk dient te worden gemaakt in hoeverre de voorgenomen uitbreiding van de woonfunctie van de kern Epe zich verhoudt tot de overige essentiële beleidsuitspraken en het relevante beleid in het streekplan. Gelet op het feit dat het plangebied is aangewezen als zogenoemd "strategisch actiegebied" dient in het afwegingsproces ook betrokken te worden in hoeverre woningbouw in dit gebied zich verhoudt tot het verwezenlijken van de in het streekplan genoemde noodzakelijke omgevingskwaliteit ten behoeve van de natuur in dit zogenoemde "strategische actiegebied".
Verweerder heeft bij het bestreden besluit weliswaar een afweging over de voorziene woningbouw ter plaatse ten opzichte van de natuurwaarden van het gebied gemaakt, maar hij heeft niet inzichtelijk gemaakt in hoeverre daarbij genoemde essentiële beleidsuitspraken zijn betrokken die met zich brengen dat kwetsbare functies in het landelijk gebied dienen te worden beschermd, het landelijk gebied zoveel mogelijk gevrijwaard dient te blijven van functies die daar niet in thuis horen en natuur de belangrijkste functie is in landelijk gebied B. Voorts heeft verweerder niet inzichtelijk gemaakt hoe de voorziene woningbouw zich verhoudt ten opzichte van de ligging hiervan in zogenoemd "strategisch actiegebied".
Het vorenstaande klemt te meer nu [verzoeker] in zijn bedenkingen gericht aan verweerder met zoveel woorden een beroep op het streekplanbeleid met betrekking tot - onder meer - landelijk gebied B heeft gedaan.
2.5.2. Gelet op het voorgaande acht de Voorzitter niet geheel buiten twijfel dat het bestreden besluit in de bodemprocedure in stand zal blijven.
De Voorzitter ziet derhalve aanleiding het bestreden besluit te schorsen.
Gelet hierop kunnen de overige bezwaren van verzoekers thans buiten beschouwing blijven.
2.6. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland van 7 september 2004, kenmerk RE2004.22961;
II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Gelderland tot vergoeding van bij verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 33,77; het bedrag dient door de provincie Gelderland aan verzoekers onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de provincie Gelderland aan verzoekers het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 136,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Broekman
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 april 2005