ECLI:NL:RVS:2005:AT4226

Raad van State

Datum uitspraak
14 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200502194/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake vrijstelling voor plaatsing caravans voor seizoensmedewerkers op Texel

Op 12 mei 2004 verleende het college van burgemeester en wethouders van Texel aan verzoekster vrijstelling op basis van artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) voor het plaatsen van maximaal 14 caravans voor seizoensmedewerkers. Deze vrijstelling gold voor de periode van 15 maart tot en met 31 oktober in de jaren 2004 tot en met 2007. Tegen deze beslissing hebben de wederpartijen bezwaar gemaakt, wat door het college op 18 november 2004 ongegrond werd verklaard. De voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar heeft op 15 februari 2005 het beroep van de wederpartijen gegrond verklaard, de beslissing op bezwaar vernietigd en de bezwaren tegen het besluit van 12 mei 2004 niet-ontvankelijk verklaard.

Verzoekster heeft op 14 maart 2005 hoger beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening. Dit verzoek werd behandeld op 5 april 2005, waarbij verzoekster werd vertegenwoordigd door mr. drs. H.J.M. van Schie, en de wederpartijen door mr. drs. M.L.M. Frantzen. Het college was niet verschenen. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat het primaire besluit tot vrijstelling nog steeds van kracht was en dat verzoekster inmiddels een aanvraag om bouwvergunning had ingediend. Tevens bleek dat het college op 22 maart 2005 had besloten om niet handhavend op te treden tegen de caravans die zonder bouwvergunning op het terrein van verzoekster waren geplaatst.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State concludeerde dat er onder de gegeven omstandigheden geen noodzaak was voor het treffen van een voorlopige voorziening en wees het verzoek af. De beslissing werd op 14 april 2005 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

200502194/2.
Datum uitspraak: 14 april 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekster], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar van 15 februari 2005 in het geding tussen:
[wederpartijen], wonend te [woonplaats]
en
het college van burgemeester en wethouders van Texel.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 12 mei 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Texel (hierna: het college) aan verzoekster vrijstelling als bedoeld in artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) verleend voor het plaatsen van maximaal 14 caravans voor maximaal 28 seizoensmedewerkers in dienst bij verzoekster voor de periode 15 maart tot en met 31 oktober in 2004, 2005, 2006 en 2007.
Bij besluit van 18 november 2004 heeft het college het daartegen door [wederpartijen] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 februari 2005, verzonden op diezelfde datum, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en de bezwaren tegen het besluit van 12 mei 2004 niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoekster bij brief van 14 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op diezelfde datum, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 14 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op diezelfde datum, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 5 april 2005, waar verzoekster vertegenwoordigd door mr. drs. H.J.M. van Schie, advocaat te Schiphol-Rijk, en [wederpartijen], vertegenwoordigd door mr. drs. M.L.M. Frantzen, advocaat te Ouderkerk aan den Amstel, zijn verschenen.
Het college is zonder bericht van verhindering niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Vast staat dat het primaire besluit, strekkende tot het verlenen van vrijstelling als bedoeld in artikel 17 van de WRO, onverkort van kracht is.
Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster inmiddels een aanvraag om bouwvergunning heeft ingediend.
Verder is ter zitting vast komen te staan dat het college naar aanleiding van het verzoek van [wederpartijen] om handhavend op te treden tegen de door verzoekster, voorshands zonder bouwvergunning, op haar terrein geplaatste caravans, op 22 maart 2005 afwijzend heeft beslist.
2.2.    Onder deze omstandigheden ziet de Voorzitter geen noodzaak tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump    w.g. Steinebach-de Wit
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 april 2005
328.