ECLI:NL:RVS:2005:AT4239

Raad van State

Datum uitspraak
20 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200407466/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • T.M.A. Claessens
  • W.H. Tulmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van bouwvoorschriften en tijdelijke woonunits

In deze zaak heeft de Raad van State op 20 april 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Lingewaal. Het college had appellant gelast om een tijdelijke woonunit, die zonder de vereiste bouwvergunning was opgericht, binnen zes weken te verwijderen, onder oplegging van een dwangsom. Appellant had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond. De voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem bevestigde deze beslissing op 3 augustus 2004. Appellant ging hiertegen in hoger beroep bij de Raad van State.

De Raad van State oordeelde dat het college bevoegd was om handhavend op te treden, gezien het algemeen belang dat gediend is met handhaving van bouwvoorschriften. De tijdelijke woonunit was bedoeld voor de huisvesting van appellant tijdens de verbouwing van zijn boerderij. De Raad van State stelde vast dat het college de weigering van een vrijstelling en bouwvergunning voor de woonunit niet had kunnen baseren op het standpunt dat er geen uitzicht op legalisatie bestond. Dit leidde tot de conclusie dat het besluit van het college in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht.

De Raad van State verklaarde het hoger beroep van appellant gegrond, vernietigde de uitspraak van de voorzieningenrechter en het besluit van het college. Het college werd opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de Raad van State. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in verband met de behandeling van het hoger beroep en het beroep € 966,00 aan rechtsbijstand had moeten betalen, en het griffierecht van € 341,00 diende door de gemeente vergoed te worden aan appellant.

Uitspraak

200407466/1.
Datum uitspraak: 20 april 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem van 3 augustus 2004 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Lingewaal.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 28 november 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Lingewaal (hierna: het college) appellant gelast, onder oplegging van een dwangsom, een tijdelijke woonunit op het perceel [locatie] te [plaats] binnen zes weken na verzending van het besluit te verwijderen.
Bij besluit van 13 april 2004 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 augustus 2004, verzonden op 5 augustus 2004, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 6 september 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 28 oktober 2004 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 maart 2005, waar appellant in persoon en het college, vertegenwoordigd door drs. I. Ponsen, ambtenaar van de gemeente Lingewaal, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    De tijdelijke woonunit dient voor de huisvesting van appellant gedurende de periode dat zijn boerderij wordt verbouwd. De woonunit is zonder de vereiste bouwvergunning opgericht. Het college is derhalve bevoegd handhavend op te treden.
2.2.     Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.3.    De Afdeling heeft bij uitspraak van heden, zaak no.
200407471/1, het hoger beroep van appellant inzake de weigering van een vrijstelling ex artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en bouwvergunning voor de tijdelijke woonunit gegrond bevonden, en de uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 augustus 2004, voor zover daarbij op het beroep is beslist, en de beslissing op het bezwaar vernietigd.
Nu de beslissing op het bezwaar tegen de weigering van een vrijstelling en een bouwvergunning voor de woonunit vernietigd is, heeft het college die weigering ook niet ten grondslag kunnen leggen aan het standpunt dat geen concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Het besluit is derhalve genomen in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.4.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van appellant gegrond verklaren en de beslissing op bezwaar vernietigen.
2.5.    Het college dient op de navolgende wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem van 3 augustus 2004, AWB 04/1180 en AWB 04/1181, voorzover daarbij op het beroep is beslist;
III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Lingewaal van 13 april 2004, RUI/AJZ/IP/45/2003-014;
V.    draagt het college van burgemeester en wethouders van Lingewaal op binnen 8 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming daarvan een nieuw besluit te nemen en dit aan appellant toe te zenden;
VI.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaal in de door appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep en het beroep gemaakt  proceskosten tot een bedrag van € 966,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Lingewaal aan appellant te worden betaald;
VII.    gelast dat de gemeente Lingewaal aan appellant het door hem voor de behandeling van het hoger beroep en het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 341,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Tulmans, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens    w.g. Tulmans
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 april 2005
17-381.