200407471/1.
Datum uitspraak: 20 april 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem van 3 augustus 2004 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Lingewaal.
Bij besluit van 9 december 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Lingewaal (hierna: het college) geweigerd vrijstelling als bedoeld in artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en bouwvergunning te verlenen voor de plaatsing van een tijdelijke woonunit op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 13 april 2004, verzonden op 7 juni 2004, heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 augustus 2004, verzonden op 5 augustus 2004, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 6 september 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 28 oktober 2004 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 maart 2005, waar appellant in persoon en het college, vertegenwoordigd door drs. I. Ponsen, ambtenaar van de gemeente Lingewaal, zijn verschenen.
2.1. Appellant heeft een aanvraag voor het plaatsen van een tijdelijke woonunit ingediend teneinde gedurende de verbouwing van zijn eveneens op het perceel [locatie] gelegen boerderij over woonruimte te beschikken. Het perceel ligt in het buitengebied.
2.2. Appellant betoogt dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het college in redelijkheid de weigering van de vrijstelling en de bouwvergunning niet kon handhaven.
2.2.1. Het beleid van de gemeente Lingewaal ten aanzien van verzoeken om vrijstelling ex artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is neergelegd in de "Handhavingsnota Lingewaal 2001" (hierna: de nota).
Het beleid is erop gericht het tijdelijk plaatsen van woningen zo veel mogelijk tegen te gaan. Er wordt geen vrijstelling verleend indien er geen zicht is op het tijdelijke karakter of indien aan de aanvraag geen duidelijke en logische reden ten grondslag ligt. Voorts is het beleid erop gericht in het buitengebied strenger op te treden tegen tijdelijke bewoning. De voorzieningenrechter heeft op goede gronden het beleid van het college in zijn algemeenheid niet onjuist of niet onredelijk geacht.
2.2.2. Het college heeft de maatstaf dat aan de aanvraag een duidelijke en logische reden ten grondslag moet liggen zo geïnterpreteerd dat sprake moet zijn van bijzondere omstandigheden die buiten de wil van de aanvrager zijn gelegen. Appellant betoogt met succes dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat een dergelijke beperkte interpretatie niet in overeenstemming is met de tekst van de nota en ook niet dwingend uit de strekking van de nota voortvloeit.
Nu de weigering van de vrijstelling uitsluitend is gebaseerd op deze beperkte interpretatie van de in de nota gehanteerde maatstaf, moet worden vastgesteld dat het besluit op bezwaar een deugdelijke motivering ontbeert en derhalve is genomen in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van appellant gegrond verklaren en de beslissing op bezwaar vernietigen.
2.4. Het college dient op de navolgende wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem van 3 augustus 2004, AWB 04/1676 en AWB 04/1183, voorzover daarbij op het beroep is beslist.;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Lingewaal van 13 april 2004, verzonden op 7 juni 2004;
V. draagt het college van burgemeester en wethouders van Lingewaal op binnen 8 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming daarvan een nieuw besluit te nemen en dit aan appellant toe te zenden;
VI. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaal in de door appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep en het beroep gemaakt proceskosten tot een bedrag van € 966,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Lingewaal aan appellant te worden betaald;
VII. gelast dat de gemeente Lingewaal aan appellant het door hem voor de behandeling van het hoger beroep en het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 341,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Tulmans, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens w.g. Tulmans
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 april 2005