ECLI:NL:RVS:2005:AT4251

Raad van State

Datum uitspraak
20 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200405310/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • T.M.A. Claessens
  • R.E.A. Matulewicz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering vergunning voor uitweg op Helvoirtseweg te Haaren

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Haaren op 13 september 2002 geweigerd om een vergunning te verlenen aan Browo Beheer B.V. voor het maken van een uitweg op de Helvoirtseweg ter hoogte van het perceel 't Hopveld 6. Het college verklaarde het daartegen ingediende bezwaar op 4 mei 2003 ongegrond. De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft op 27 mei 2004 het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 29 juni 2004 is ingediend. De gronden van het hoger beroep zijn later aangevuld. De zaak is behandeld op 7 april 2005, waarbij zowel appellante als het college vertegenwoordigd waren.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de splitsing van het perceel geen rol heeft gespeeld in de beoordeling van de vergunningaanvraag. Ook is geoordeeld dat er geen in rechte te honoreren vertrouwen is gewekt dat een vergunning zou worden verleend. De rechtbank heeft terecht betekenis gehecht aan het ontbreken van de benodigde toestemming van het waterschap voor het maken van de uitweg. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft geconcludeerd dat de ambtenaar geen ondubbelzinnige toezegging heeft gedaan aan appellante.

Daarnaast heeft de Raad van State het betoog van appellante over de verkeersveiligheid en het gelijkheidsbeginsel verworpen. De Afdeling oordeelde dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de verkeersveiligheid zwaarder weegt dan de belangen van appellante. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200405310/1.
Datum uitspraak: 20 april 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Browo Beheer B.V.", gevestigd te Haaren,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 27 mei 2004 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Haaren.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 13 september 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Haaren (hierna: het college) geweigerd appellante een vergunning te verlenen voor het maken van een uitweg op de Helvoirtseweg ter hoogte van het perceel 't Hopveld 6 te Haaren.
Bij besluit van 4 mei 2003 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 mei 2004, verzonden op 28 mei 2004, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 juni 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 17 juli 2003 (lees: 2004). Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 19 augustus 2004 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 april 2005, waar appellante, vertegenwoordigd door P.A.A.C. Broekmeulen, en het college, vertegenwoordigd door mr. E. Beele, advocaat te 's-Hertogenbosch, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Anders dan appellante kennelijk meent komt geen betekenis toe aan de vraag of de splitsing van het perceel nog slechts beoogd werd - zoals de rechtbank heeft overwogen - dan wel - zoals door appellante is gesteld - ten tijde van de aanvraag reeds was voltooid. Het stadium waarin de splitsing verkeerde heeft bij de beoordeling door de rechtbank - terecht - geen rol gespeeld.
2.2.    De rechtbank heeft voorts terecht en op goede gronden geconcludeerd dat in dit geval geen in rechte te honoreren vertrouwen is gewekt dat een vergunning zou worden verleend voor het maken van een uitweg. Anders dan appellante stelt, mocht de rechtbank aan de omstandigheid dat de benodigde toestemming van het waterschap voor het maken van een uitweg nog ontbrak enige betekenis toekennen. Deze omstandigheid is echter niet van doorslaggevende betekenis geweest bij de verwerping van het beroep op het vertrouwensbeginsel. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat de behandelende ambtenaar voorafgaand aan het besluit geen uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en ongeclausuleerde mondelinge toezegging aan appellante heeft gedaan.
2.3.    Het betoog van appellante dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat belang gehecht zou moeten worden aan de keuze van het college om voor ontsluiting van het bedrijventerrein 't Hopveld te kiezen voor één ontsluitingsweg faalt. De Afdeling begrijpt het oordeel van de rechtbank aldus, dat zij heeft meegewogen dat reeds bij de totstandkoming van het bedrijventerrein omwille van de verkeersveiligheid op de Helvoirtseweg is gekozen voor het creëren van slechts één ontsluiting direct op de Helvoirtseweg. Met het in de bezwaarfase totstandgekomen advies van de politie heeft het college het standpunt, dat toevoeging van een uitweg vanuit dit bedrijfsterrein op de Helvoirtseweg zoals door appellant gewenst de verkeersveiligheid ongunstig beïnvloed, overeenkomstig het advies van de bezwarencommissie nader en op draagkrachtige wijze gemotiveerd. In dit verband is niet van betekenis dat een van de bedrijven op het terrein nog via een andere weg dan de Helvoirtseweg bereikbaar is.
Er is dan ook geen grond voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat aan de verkeersveiligheid meer gewicht toekomt dan aan de belangen van appellante bij het realiseren van de uitweg.
2.4.    Voorzover appellante zich beroept op het gelijkheidsbeginsel faalt dit betoog. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de door appellante bedoelde gevallen geen van alle gelijk zijn aan de situatie van appellante. Wat betreft de uitweg van de Stichting Cello neemt de Afdeling daarbij in aanmerking dat deze uitweg uitkomt op de Kantstraat en dat door appellante niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken is de stelling van het college dat deze straat qua verkeersintensiteit en inrichting een geheel andere weg is dan de Helvoirtseweg.
2.5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens    w.g. Matulewicz
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 april 2005
45-440.