ECLI:NL:RVS:2005:AT4256

Raad van State

Datum uitspraak
20 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200407552/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • T.M.A. Claessens
  • W.H. Tulmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering handhavend optreden tegen bouwwerkzaamheden aan tuinhuis

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch op 24 oktober 2000 geweigerd handhavend op te treden tegen bouwwerkzaamheden aan een tuinhuis op een perceel in 's-Hertogenbosch. De werkzaamheden betroffen het vervangen van ramen door openslaande deuren en een wijziging van de indeling van het tuinhuis, dat zou gaan functioneren als stervensbegeleidingshuis. Het college had eerder op 20 september 2000 de bouwvergunning voor het project herroepen, waardoor de bouwwerkzaamheden zonder de vereiste vergunning waren uitgevoerd.

De rechtbank 's-Hertogenbosch verklaarde op 21 juli 2004 het beroep van de wederpartij gegrond en vernietigde de beslissing van het college, met de opdracht om binnen twee maanden een nieuw besluit te nemen. Het college ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 15 maart 2005 werd het college vertegenwoordigd door mr. P.W.G.M. Christophe, terwijl de Stichting Beter Samen als derdebelanghebbende optrad, vertegenwoordigd door mr. R. Visser.

De Raad van State overwoog dat het college in beginsel verplicht is om handhavend op te treden bij overtredingen van de bouwvoorschriften, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. Het college voerde aan dat handhaving in dit geval onevenredig zou zijn, omdat het gebruik van het tuinhuis als stervensbegeleidingshuis niet kon worden voortgezet zonder gebruiksbepalingen. De Raad van State oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de bouwwerkzaamheden zonder vergunning waren uitgevoerd en dat er geen reden was om van handhavend optreden af te zien. Het hoger beroep van het college werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

Uitspraak

200407552/1.
Datum uitspraak: 20 april 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 21 juli 2004 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats],
en
appellant.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 24 oktober 2000 heeft appellant (hierna: het college) geweigerd handhavend op te treden tegen uitgevoerde bouwwerkzaamheden aan het tuinhuis op het perceel [locatie] te [locatie], zodanig dat de oorspronkelijke toestand wordt hersteld.
Bij besluit van 16 december 2003 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 juli 2004, verzonden op 29 juli 2004, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat het college binnen twee maanden een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief van 8 september 2004, bij de Raad van State ingekomen op 9 september 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 4 oktober 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brieven van 10 en 24 december 2004 heeft [wederpartij] van antwoord gediend.
Bij brief van 14 december heeft de Stichting Beter Samen, derdebelanghebbende, een reactie ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 maart 2005, waar het college, vertegenwoordigd door mr. P.W.G.M. Christophe, ambtenaar van de gemeeente 's-Hertogenbosch, is verschenen. Voorts is daar als derdebelanghebbende de Stichting Beter Samen gehoord, vertegenwoordigd door mr. R. Visser, advocaat te 's-Hertogenbosch.
2.    Overwegingen
2.1.    Bij de verbouwing van het tuinhuis zijn twee ramen vervangen door openslaande deuren. Voorts is de indeling van het tuinhuis gewijzigd. De woonkamer, slaapkamers en een deel van de garage zijn daarbij vervangen door een entree, een patiëntenkamer en een verwantenkamer. Het tuinhuis zal dienst gaan doen als stervensbegeleidingshuis.
2.2.    Niet in geschil is dat, nu het college de voor het bouwplan verleende bouwvergunning bij besluit van 20 september 2000 heeft herroepen, de bouwwerkzaamheden zijn uitgevoerd zonder de daartoe vereiste bouwvergunning. Het college kon terzake derhalve handhavend optreden.
2.3.     Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren, dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.4.    Het college betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat van handhavend optreden in dit geval behoort te worden afgezien. Daartoe wordt aangevoerd dat ook na het treffen van een maatregel tot handhaving het door appellante evenmin gewenste gebruik als stervensbegeleidingshuis kan worden voortgezet, omdat daartegen door het ontbreken van gebruiksbepalingen niet kan worden opgetreden. Voorts zouden de belangen van de Stichting Beter Samen onevenredig worden geschaad als de verbouwing ongedaan zou moeten worden gemaakt.
2.5.      Blijkens de aanvraag van 25 september 2000 is het handhavingsverzoek gericht op het ongedaan maken van de in 1998 uitgevoerde verbouwing. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat de omstandigheid dat niet tegen het gebruik kan worden opgetreden, onverlet laat dat is gebouwd zonder de vereiste bouwvergunning. Anders dan het college onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling 19 januari 2005, nr.
200403729/1ter zitting heeft betoogd, bestaat geen aanleiding te oordelen dat van handhavend optreden dient te worden afgezien, reeds omdat in dit geval geen sprake is van een overtreding van zeer geringe aard.
De gevolgen van het zonder rechtens onaantastbare bouwvergunning verbouwen van het tuinhuis dienen voor rekening en risico van de Stichting Beter Samen te blijven. Daarin kan geen grond gevonden geworden voor het oordeel dat in redelijkheid van handhavend optreden had behoren te worden afgezien.
2.6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Tulmans, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens    w.g. Tulmans
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 april 2005
17-381.