Op 19 april 2005 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de POL-aanvulling Zandmaas. Dit verzoek was ingediend door bewoners van de wijk Sleijdal te Heel, die vreesden voor onomkeerbare nadelige gevolgen van de uitvoering van werkzaamheden voor het zuidelijk retentiebekken. De bewoners stelden dat de provincie Limburg snel met de werkzaamheden wilde beginnen, zonder de gevolgen voor de bestaande bebouwing in hun wijk te onderzoeken. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 5 april 2005, waar zowel de verzoekers als de verweerders, vertegenwoordigd door hun advocaten en ambtenaren, aanwezig waren.
De Voorzitter overwoog dat, ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Echter, de Voorzitter concludeerde dat er op dat moment geen sprake was van onverwijlde spoed, omdat de verlening van een vrijstelling ingevolge de Wet op de Ruimtelijke Ordening noodzakelijk was voor de uitvoering van de werkzaamheden. Deze vrijstelling zou pas in april 2006 aangevraagd worden, waardoor er geen spoedeisend belang bestond voor het treffen van een voorlopige voorziening. De Voorzitter verwachtte bovendien dat de bodemzaak in september of oktober 2005 kon worden geagendeerd.
Uiteindelijk heeft de Voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 19 april 2005.