ECLI:NL:RVS:2005:AT4734
Raad van State
- Hoger beroep
- D.A.C. Slump
- M. Duursma
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van handhaving van bouwvergunningplichtige bouwwerken door het college van burgemeester en wethouders van Voorst
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Zutphen, waarin appellanten in het ongelijk zijn gesteld. Het college van burgemeester en wethouders van Voorst had op 29 juli 2003 een besluit genomen waarbij appellanten onder oplegging van een dwangsom werd opgedragen om binnen vier weken een legertent, een schaftwagen en een pipowagen van hun perceel te verwijderen. Appellanten maakten bezwaar tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar op 30 oktober 2003 ongegrond. De rechtbank Zutphen bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 27 mei 2004. Appellanten gingen hiertegen in hoger beroep bij de Raad van State.
Tijdens de zitting op 22 maart 2005 werd duidelijk dat de pipowagen geen onderwerp van geschil meer was. De Raad van State oordeelde dat de legertent en de schaftwagen bouwvergunningplichtige bouwwerken zijn. Appellanten stelden dat het college tijdens de zitting bij de rechtbank had aangegeven dat voor de tent geen bouwvergunning vereist zou zijn als deze aan het einde van de dag werd verwijderd. De Raad van State verwierp dit betoog, omdat deze situatie ten tijde van de besluiten van 29 juli en 30 oktober 2003 niet aan de orde was.
De Raad van State concludeerde dat het college handhavend kon optreden op basis van artikel 40, eerste lid, van de Woningwet. Er waren geen bijzondere omstandigheden die het college zouden verplichten om van handhaving af te zien. De omschrijving in de last was duidelijk en voldeed aan de eisen die aan een dwangsombesluit worden gesteld. Het hoger beroep van appellanten werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.