ECLI:NL:RVS:2005:AT4735
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- W.H. Tulmans
- Rechtspraak.nl
Weigering bouwvergunning voor legalisatie van reeds gebouwde loods door college van burgemeester en wethouders van Doorn
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, die op 16 juli 2004 het beroep van de appellant niet-ontvankelijk verklaarde. De appellant had bezwaar gemaakt tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Doorn om een bouwvergunning te verlenen voor de legalisatie van een reeds gebouwde loods op een specifiek perceel. Het college had op 22 augustus 2000 de bouwvergunning geweigerd, maar op 23 december 2003, na het indienen van bezwaar door de appellant, werd de bouwvergunning alsnog verleend. De rechtbank oordeelde echter dat de appellant geen procesbelang had bij zijn beroep tegen de afgifte van de bouwvergunning, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van zijn beroep.
De appellant stelde hoger beroep in bij de Raad van State, waarbij hij betoogde dat de vergunning niet onherroepelijk was, omdat het college de bekendmaking niet volgens de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) had uitgevoerd. Hij voerde aan dat de vergunning niet rechtsgeldig was, omdat deze van rechtswege verleend zou zijn. De Raad van State oordeelde dat de bekendmaking van de bouwvergunning op de juiste wijze had plaatsgevonden, en dat de appellant derhalve beschikte over een onherroepelijke bouwvergunning. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de appellant geen procesbelang had en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
De Raad van State besloot het hoger beroep ongegrond te verklaren en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak werd openbaar gedaan op 27 april 2005.