ECLI:NL:RVS:2005:AT4740

Raad van State

Datum uitspraak
27 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200407473/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor logiesgebouw en appartementen in Weert

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 27 april 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Roermond. De zaak betreft de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Weert om bouwvergunningen te verlenen voor de bouw van een logiesgebouw met 12 woonappartementen aan de Voorhoeveweg te Weert. De appellanten, Europlan Ontwikkeling B.V. en een tweede appellant, hebben tegen deze weigering bezwaar gemaakt, maar het college heeft deze bezwaren ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de beroepen van de appellanten op 30 juli 2004 eveneens ongegrond verklaard, waarna de appellanten hoger beroep hebben ingesteld bij de Raad van State.

De Afdeling heeft de zaak op 10 maart 2005 ter zitting behandeld. De appellanten betoogden dat de rechtbank ten onrechte het standpunt van het college heeft onderschreven dat de appartementen in strijd zijn met de bestemmingsplanvoorschriften. De Afdeling overweegt dat de bestemming 'horecabedrijf' een nadere invulling geeft aan de bestemming 'recreatieve doeleinden' en dat de planvoorschriften geen zelfstandige recreatiewoningen of appartementen toestaan. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de planvoorschriften en de bijbehorende 'Tabel bebouwing' niet voorzien in de bouw van appartementen.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van bestemmingsplannen en de strikte naleving van de daarin opgenomen voorschriften.

Uitspraak

200407473/1.
Datum uitspraak: 27 april 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
1.    de besloten vennootschap Europlan Ontwikkeling B.V., gevestigd te Eersel,
2.    [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 30 juli 2004 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Weert.
1.    Procesverloop
Bij besluiten van 30 september 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Weert (hierna: het college) geweigerd een bouwvergunning te verlenen aan appellante sub 1 voor de bouw van een logiesgebouw bestaande uit 12 woonappartementen aan de Voorhoeveweg te Weert, kadastraal bekend gemeente Weert K 4398 en 4399/4107 (gedeeltelijk) en een woonhuis met logies aan de Voorhoeveweg te Weert, kadastraal bekend gemeente Weert K 4107 en 4108. Voorts heeft het college bij besluit van 30 september 2003 geweigerd een bouwvergunning te verlenen aan appellant sub 2 voor de bouw van een logiesgebouw bestaande uit 12 woonappartementen aan de Voorhoeveweg te Weert, kadastraal bekend gemeente Weert […] […].
Bij onderscheiden besluiten van 3 februari 2004 heeft het college de daartegen door appellanten gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 juli 2004, verzonden op 2 augustus 2004, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) de daartegen door appellanten ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellante sub 1 bij brief van 8 september 2004, bij de Raad van State ingekomen op 9 september 2004 en appellant sub 2 bij brief van 6 september 2004, bij de Raad van State ingekomen op 7 september 2004, hoger beroep ingesteld. Appellante sub 1 heeft haar hoger beroep aangevuld bij brief van 11 oktober 2004. Appellant sub 2 heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 5 oktober 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 30 november 2004 heeft het college van antwoord gediend.
Bij brief van 24 februari 2005 heeft appellante sub 1 een nader stuk ingediend. Deze is aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 maart 2005, waar appellante sub 1, vertegenwoordigd door A.J.M. van Esch en bijgestaan door mr. J. Teunissen, appellant sub 2 in persoon, bijgestaan door mr. B.J. Berton, advocaat te Zoetermeer, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.J. Jans, ambtenaar bij de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Appellant sub 2 heeft een horecabedrijf aan de Voorhoeveweg te Weert. De bouwplannen voorzien onder meer in de bouw van twee logiesgebouwen met elk 12 woonappartementen nabij dit horecabedrijf.
2.2.    Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "art. 30 WRO Herziening NRP-gebied" rust op de percelen waarop de bouwplannen zijn voorzien de bestemming "recreatieve doeleinden". Ingevolge artikel 8.1, aanhef en onder f, van de planvoorschriften, voorzover thans van belang, zijn de als recreatieve doeleinden op de kaart aangegeven gronden bestemd voor "recreatieve doeleinden", en in het bijzonder voor een "horecabedrijf".
2.3.    Voorop moet worden gesteld dat, anders dan appellante sub 1 betoogt, met de bestemming "horecabedrijf" een nadere invulling is gegeven aan de bestemming "recreatieve doeleinden" en dat geen sprake is van een andere bestemming dan de bestemming recreatieve doeleinden. De plankaart geeft evenmin aanleiding om aan te nemen dat sprake is van een dubbelbestemming. De planvoorschriften die betrekking hebben op de bestemming "recreatieve doeleinden" zijn dan ook van toepassing.
2.4.    Appellanten betogen verder, samengevat weergegeven, dat de rechtbank ten onrechte het standpunt van het college onderschrijft dat de appartementen in strijd zijn met de hiervoor genoemde planvoorschriften.
2.5.    Ingevolge artikel 1, onder 33, van de planvoorschriften, wordt onder horecabedrijf en/of instelling verstaan een bedrijf of een instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik worden verstrekt en/of bedrijfsmatig logies worden verstrekt.
Ingevolge artikel 4.1.1, aanhef en onder g, van de planvoorschriften, zijn de als Bos- en natuurgebied op de kaart aangegeven gronden bestemd voor een vakantiewoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "vakantiewoning" op de kaart.
Ingevolge artikel 8.2, onder a, van de planvoorschriften zijn op de tot "recreatieve doeleinden" bestemde gronden uitsluitend toegestaan bouwwerken ten behoeve van de in artikel 8.1 omschreven doeleinden.
Ingevolge artikel 8.2, onder e, van de planvoorschriften dient bij het oprichten van bouwwerken voorts aan het bepaalde in de Tabel bebouwing te worden voldaan.
In de Tabel bebouwing is, voorzover thans van belang, bij de bestemming "horecabedrijf" toegestaan een zalencomplex annex restaurant met logiesmogelijkheden tot maximaal 40 bedden en 2 dienstwoningen met een bebouwingsoppervlakte van maximaal 1200 m².
2.6.     In de "Tabel bebouwing" kan niet de mogelijkheid worden gelezen van zelfstandige recreatiewoningen/appartementen, met uitsluitend facilitaire dienstverlening vanuit het restaurant. In deze tabel is het aantal bedden voorgeschreven, niet het aantal recreatiewoningen/appartementen. Dat duidt erop dat de planwetgever een hotelaccommodatie voor ogen heeft gehad. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat voor vakantiewoningen in het bestemmingsplan een aparte regeling is opgenomen. Uit de planvoorschriften valt voor het overige ook niet af te leiden dat zelfstandige recreatiewoningen/appartementen zijn toegestaan. De rechtbank is terecht, zij het op andere gronden, tot het oordeel gekomen dat de planvoorschriften en de daarbij behorende "Tabel bebouwing" niet voorzien in de bouw van appartementen. Het betoog faalt.
2.7.    Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt de Afdeling niet meer toe aan het betoog van appellanten dat de rechtbank heeft miskend dat de woonappartementen niet zullen worden gebruikt voor permanente bewoning en dat de "Tabel bebouwing" geen functionele verbondenheid van de appartementen met het horecabedrijf vereist.
2.8.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.9.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. W.D.M. van Diepenbeek, Leden, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump    w.g. Klein Nulent
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 april 2005
218-430.