200410582/2.
Datum uitspraak: 26 april 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
Stichting Wijkcomité Oost, gevestigd te Nijmegen,
verzoekster,
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
Bij besluit van 28 september 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen het wijzigingsplan "Nijmegen Oost - 11 (Dominicanenstraat 2 - 4)" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 2 november 2004, no. RE2004.91996, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 23 december 2004, bij de Raad van State ingekomen op 28 december 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 6 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op 8 april 2005, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 april 2005, waar verzoekster, vertegenwoordigd door M.W. Delisse en drs. J.H.M. Schraven, gemachtigden, is verschenen.
Voorts zijn het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen, vertegenwoordigd door, Th. Van Kraaij, ambtenaar van de gemeente, en [partij], vertegenwoordigd door mr. I. Smeenk en ir. M. Pott, daar gehoord.
Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het wijzigingsplan voorziet in de wijziging van de bestemming "Bijzondere doeleinden" in de bestemming "Woondoeleinden I" voor het perceel Dominicanenstraat 2-4 in Nijmegen. Op het perceel staat een schoolgebouw. Met het wijzigingsplan wordt beoogd de bouw van een appartementencomplex mogelijk te maken.
Verweerder heeft bij het bestreden besluit goedkeuring verleend aan het wijzigingsplan.
2.3. Verzoekster vraagt om schorsing van het bestreden besluit. Zij wil hiermee voorkomen dat op 2 mei aanstaande met de sloop van het schoolgebouw wordt gestart en dat vervolgens begin juni met de bouw van het appartementencomplex wordt begonnen. Verzoekster wijst erop dat tegen de verleende sloop- en bouwvergunning bezwaar is ingediend, waarop nog niet is beslist. Een verzoek om voorlopige voorziening ter zake van deze vergunningen is bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem ingediend. Verzoekster wil voorts met het voorliggende verzoek voorkomen dat een onomkeerbare situatie ontstaat voordat in de bodemzaak op haar beroep tegen het goedkeuringsbesluit over het wijzigingsplan is beslist.
Verzoekster stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het wijzigingsplan. Zij voert daartoe aan dat verweerder haar in strijd met het bepaalde in artikel 27 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening niet heeft gehoord. Verzoekster stelt dat uitvoering van het wijzigingsplan zal leiden tot de sloop van het schoolgebouw, hetgeen in strijd is met het gemeentelijke beleid dat gericht is op behoud van 19e eeuwse gebouwen en op behoud van oude schoolgebouwen. Zij stelt voorts dat het wijzigingsplan niet voldoet aan de onder artikel 8.6.1., onder b, c en d gestelde wijzigingsvoorwaarden.
2.4. De Voorzitter overweegt dat het bepaalde in artikel 27, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening niet van toepassing is op de goedkeuringsprocedure van een wijzigingsplan. Ook overigens valt er geen wettelijke bepaling aan te wijzen die verweerder verplicht om alvorens te beslissen omtrent de goedkeuring van een wijzigingsplan, belanghebbenden te horen. In bijzondere omstandigheden kan het echter uit een oogpunt van zorgvuldige besluitvorming nodig zijn belanghebbenden te horen. Van bijzondere omstandigheden is in dit geval niet gebleken.
2.5. Het perceel Dominicanenstraat 2-4 heeft in het bestemmingsplan "Nijmegen-Oost" de bestemming "Bijzondere doeleinden". Het perceel is op de plankaart omgrensd door de aanduiding "grens wijzigingsbevoegdheid".
Ingevolge artikel 8.6, van de planvoorschriften, voorzover hier van belang, is het college van burgemeester en wethouders, met in achtneming van de beschrijving in hoofdlijnen, bevoegd het plan te wijzigen ten einde de bestemming "Bijzondere doeleinden" te wijzigen in de bestemming "Woondoeleinden I". Hierbij dient ingevolge artikel 8.6.1. van de planvoorschriften aan het volgende te worden voldaan:
b. de ruimtelijke structuur als omschreven in de beschrijving in hoofdlijnen, wordt niet onevenredig aangetast;
c. de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen zal niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
d. de wijziging is uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar; op de kaart behorende bij het wijzigingsplan dienen bebouwingszones en grenzen te worden aangegeven, waarop de situeringseisen en maatvoeringseisen als opgenomen in artikel 4 van overeenkomstige toepassing kunnen worden verklaard;
2.5.1. De beschrijving in hoofdlijnen is neergelegd in artikel 3 van de planvoorschriften. Het perceel Dominicanenstraat 2-4 maakt volgens de bij de beschrijving in hoofdlijnen behorende kaart deel uit van het op die kaart aangeduide 'gebied 19de eeuwse schil'.
In artikel 3 is, voorzover relevant, het volgende bepaald:
3.2.1. De ruimtelijke structuur:
Bescherming en herstel van de - deels cultuurhistorisch waardevolle - stedenbouwkundige structuur, zoals die zich ontwikkeld heeft vanaf de 19e eeuw. Dit betekent dat het beleid gericht is op:
a. behoud en bescherming van de ruimtelijke structuur van de op de kaart als zodanig weergegeven '19e eeuwse schil'. Deze structuur kenmerkt zich door de aanwezigheid van vrij hoge en besloten bouwblokken, gelegen in een strak rooilijnenpatroon. De straten kennen een hiërarchische onderverdeling die ook in de profielen tot uitdrukking komt.
Binnen de 19e eeuwse schil wordt gestreefd naar herinrichting van de straatprofielen volgens klassieke principes:
- een doorlopende strook met voortuinen met een constante diepte, zodat de openbare ruimte "overschiet" en zich bij wijkende gevelwanden verbreedt;
- voortuinen hebben een overwegend groen, sterk gecultiveerd karkater en worden duidelijk begrensd door smeedijzeren hekwerken;
- de bebouwing vindt bescherming in de aanwijzing tot gemeentelijk beschermd stadsbeeld;
2.6. Ten aanzien van het betoog van verzoekster dat het wijzigingsplan in strijd met enkele daarvoor geldende voorwaarden is vastgesteld overweegt de Voorzitter het volgende.
2.6.1. De Voorzitter is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het wijzigingsplan niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van de ruimtelijke structuur zoals beschreven in de beschrijving in hoofdlijnen. Hij neemt daarbij in aanmerking dat de op de plankaart van het wijzigingsplan opgenomen bebouwingsgrens grotendeels is gesitueerd ter hoogte van de voorgevel van het schoolgebouw. Deze bebouwingsgrens loopt in het verlengde van de gevel van het pand Dominicanenstraat 6. De in het wijzigingsplan toegestane maximale goot- en nokhoogte (15 meter) zijn één meter hoger dan ter plaatse op grond van de bestemming "Bijzondere doeleinden" was toegestaan en sluiten aan bij de toegestane goot- en nokhoogte (12/16 meter) van het naastgelegen pand Dominicanenstraat 6. De bouwmogelijkheden die met het wijzigingsplan op de gronden met de bestemming "Woondoeleinden I" worden toegestaan, leiden derhalve niet tot een doorbreking van het rooilijnpatroon of het bebouwingspatroon van hoge en besloten bouwblokken. Het wijzigingsplan sluit voorts een gebruik van de gronden gelegen tussen de bebouwingsgrens en de straat als tuin, en het plaatsen van een (smeedijzeren) hekwerk niet uit.
2.6.2. In de toelichting op het wijzigingsplan staat dat akoestisch onderzoek is verricht en dat daaruit blijkt dat ter plaatse van de plangrenzen de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai niet wordt overschreden. De Voorzitter ziet in hetgeen verzoekster op dit punt naar voren heeft gebracht geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder zich niet op dit onderzoek heeft mogen baseren.
2.6.3. De Voorzitter is, gezien het overwogene in 2.6.1. van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de bouwmogelijkheden die het wijzigingsplan biedt uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar zijn. Hij neemt daarbij in aanmerking dat overeenkomstig het bepaalde in artikel 8.6.1., onder d, van de planvoorschriften, op de plankaart van het wijzigingsplan de bebouwingsgrenzen en de goot- en nokhoogte zijn aangegeven.
2.6.4. Gezien het vorenstaande is de Voorzitter van oordeel dat verweerder terecht heeft overwogen dat het wijzigingsplan niet in strijd is met de in het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. In hetgeen verzoekster overigens heeft gesteld ziet de Voorzitter geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder bij de afweging van belangen zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het wijzigingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De Voorzitter neemt daarbij het volgende in aanmerking.
2.6.4.1. Verzoekster beoogt met haar verzoek met name het behoud van het schoolgebouw. Dit betoog mist betekenis voor de onderhavige procedure. De beslissing inzake de sloop van een gebouw is in de eerste plaats voorbehouden aan de eigenaar van dat gebouw. Indien met de sloop te beschermen waarden verloren zouden gaan, kunnen beperkingen worden opgelegd aan de eigenaar. De afweging van de belangen van de eigenaar en het belang van het behoud van de te beschermen waarden vindt dan plaats in het kader van de procedure inzake het verlenen van een sloopvergunning ingevolge de Monumentenwet 1988. Deze wet biedt bescherming voor beschermde stadsgezichten en beschermde monumenten, maar sluit niet uit dat voor de sloop van een monument of een bouwwerk binnen een beschermd stadsgezicht een vergunning wordt verleend.
Overigens is ter zitting gesteld dat het pand Dominicanenstraat 2-4 geen beschermd monument is en dat het pand niet ligt in het gebied dat als beschermd stadsgezicht is aangewezen.
Een bestemmingsplan, een wijzigingsplan of een uitwerkingsplan ziet niet op de sloop van bebouwing (behoudens indien voor de sloop een aanlegvergunning is vereist), maar op de bestemming die bij de (her)bebouwing aan de gronden gegeven is. De (her)bebouwing dient met deze bestemming in overeenstemming te zijn. Het plan kan daarbij voorschriften geven voor de hoogte en andere bepalende elementen voor de bebouwing, waardoor handhaving van de oorspronkelijke bebouwing mogelijk is of kan worden aangesloten bij de oorspronkelijke bebouwing, maar het kan niet bepalen dat het oorspronkelijke gebouw gehandhaafd moet worden.
2.7. Gezien het voorgaande ziet de Voorzitter geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Verbeek
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 april 2005