ECLI:NL:RVS:2005:AT5091

Raad van State

Datum uitspraak
27 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200502482/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
  • P.A. de Vink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake dwangsom voor sluikhandel in afvalstoffen

In deze zaak heeft de Raad van State op 27 april 2005 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid 'CVB Ecologistics B.V.' uit Tilburg, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Dit besluit, genomen op 3 maart 2005, hield in dat verzoekster zich moest onthouden van sluikhandel in afvalstoffen, zoals vastgelegd in artikel 26, eerste lid, van de Verordening 259/93/EEG. De opgelegde dwangsom was vastgesteld op € 10.000,00 per overtreding, met een maximum van € 100.000,00.

Verzoekster verzocht de Voorzitter van de Raad van State om een voorlopige voorziening, omdat zij in afwachting was van de beslissing op haar bezwaar. Tijdens de zitting op 14 april 2005 werd vastgesteld dat de bestreden last onder dwangsom gericht was op het voorkomen van ongeoorloofde overbrenging van afvalstoffen zonder toestemming van bevoegde autoriteiten. Verzoekster verklaarde zich te zullen onthouden van de betreffende handelingen totdat er een beslissing op bezwaar was genomen. De staatssecretaris gaf aan dat er geen dwangsommen zouden worden verbeurd zolang verzoekster zich aan deze afspraak hield.

De Voorzitter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was bij het verzoek om een voorlopige voorziening, aangezien verzoekster zich bereid had verklaard om zich aan de regels te houden. Daarom werd het verzoek afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 27 april 2005.

Uitspraak

200502482/1.
Datum uitspraak: 27 april 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "CVB Ecologistics B.V.", gevestigd te Tilburg,
verzoekster,
en
de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 3 maart 2005, kenmerk 2005024489/ODH/JUM, heeft verweerder verzoekster onder oplegging van een dwangsom gelast zich te onthouden van het plegen van sluikhandel als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Verordening 259/93/EEG van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese gemeenschap (hierna: de Verordening). De dwangsom is vastgesteld op € 10.000,00 per geconstateerde overtreding van artikel 26, eerste lid, van de Verordening. Het maximum waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd is vastgesteld op € 100.000,00.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Bij brief van 22 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag per fax, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 april 2005, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. drs. E.D.M. Knegt, advocaat te Breda, in aanwezigheid van S.A.E. van Velsen, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. O. de Holander, mr. P.C. Cup en L. Dielissen, ambtenaren van het ministerie, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    De Voorzitter stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat de bestreden last onder dwangsom beoogt te voorkomen dat de overbrenging door verzoekster van papieren zakken voorzien van daaraan vastgemaakte kunststof binnenzakken geschiedt zonder kennisgeving aan, of toestemming van, alle betrokken bevoegde autoriteiten overeenkomstig de Verordening. De bestreden last onder dwangsom heeft geen betrekking op de overbrenging door verzoekster van papieren zakken voorzien van een kunststof binnencoating. Verzoekster heeft ter zitting verklaard, in afwachting van de beslissing op bezwaar - welke volgens verweerder eind mei 2005 is te verwachten - en het eventueel nadien ingestelde beroep, zich te onthouden van de overbrenging van papieren zakken voorzien van daaraan vastgemaakte kunststof binnenzakken zonder kennisgeving aan, of toestemming van, alle bevoegde betrokken autoriteiten overeenkomstig de Verordening. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat zolang geen dwangsommen zullen worden verbeurd. Gelet hierop is de Voorzitter van oordeel dat met het verzoek van verzoekster om het treffen van een voorlopige voorziening geen spoedeisend belang is gemoeid.
2.2.    Gelet op het vorenstaande wijst de Voorzitter het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd    w.g. De Vink
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 april 2005
154-399.