ECLI:NL:RVS:2005:AT5095

Raad van State

Datum uitspraak
27 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200501378/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
  • P.A. de Vink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het kader van een revisievergunning voor een fokvarkens- annex nertsenhouderij

Op 2 februari 2005 heeft de gemeente Eersel, als verweerder, een revisievergunning verleend aan de vergunninghouder voor een fokvarkens- annex nertsenhouderij. Dit besluit werd op 3 februari 2005 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit hebben verzoekers, die allen wonen in [woonplaats], op 8 maart 2005 beroep ingesteld bij de Raad van State. In hun beroep vroegen zij de Voorzitter om een voorlopige voorziening te treffen. De zitting vond plaats op 14 april 2005, waar de verzoekers vertegenwoordigd waren door mr. J.A.J.M. van Houtum, en de verweerder door ing. C. Spapens en ing. Y. Sprengers. De vergunninghouder was ook aanwezig, bijgestaan door ing. H.J.M. Busger op Vollenbroek.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij constateerde dat de verleende vergunning onder andere de oprichting van een stal voor 3.000 nertsen omvatte, maar dat de benodigde bouwvergunning nog niet was verleend. Hierdoor was de vergunning volgens artikel 20.8 van de Wet milieubeheer nog niet in werking getreden. De Voorzitter zag geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen in afwachting van de bodemprocedure en heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De beslissing werd op 27 april 2005 openbaar uitgesproken door de Voorzitter, mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, ambtenaar van Staat.

Uitspraak

200501378/2.
Datum uitspraak: 27 april 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers], allen wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Eersel,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 2 februari 2005, kenmerk WMV 04/01, heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan [vergunninghouder] een revisievergunning als geregeld in artikel 8.4, eerste lid, van deze wet verleend voor een fokvarkens- annex nertsenhouderij op het perceel [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente [plaats], sectie […], nummer […]. Dit besluit is op 3 februari 2005 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers bij brief van 7 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op 8 maart 2005, beroep ingesteld.
Bij deze brief hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 april 2005, waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. J.A.J.M. van Houtum, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door ing. C. Spapens, gemachtigde, en ing. Y. Sprengers, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is vergunninghouder daar gehoord, bijgestaan door ing. H.J.M. Busger op Vollenbroek, gemachtigde.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    De bij het bestreden besluit verleende vergunning voorziet onder meer in de oprichting van een stal voor het houden van 3.000 nertsen. Gebleken is dat de voor deze stal benodigde bouwvergunning nog niet is verleend, zodat de vergunning ingevolge artikel 20.8 van de Wet milieubeheer niet in werking is getreden. Gelet hierop ziet de Voorzitter geen aanleiding om in afwachting van de behandeling van het geding in de bodemprocedure een voorlopige voorziening te treffen.
2.3.    Gelet hierop wijst de Voorzitter het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd    w.g. De Vink
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 april 2005
154-399.