In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 28 april 2005 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een herzieningsverzoek. Het verzoekster, een onderneming gevestigd te [plaats], had eerder een beroep ingesteld tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, die op 21 juni 2004 had geoordeeld over de registratie van geneesmiddelen. De uitspraak van de rechtbank werd door het College ter beoordeling van geneesmiddelen en Hexal B.V. aangevochten, wat leidde tot een hoger beroep dat door de Afdeling op 23 februari 2005 gegrond werd verklaard. De eerdere uitspraak werd vernietigd en het beroep van verzoekster werd ongegrond verklaard.
Op 1 april 2005 heeft verzoekster een verzoek tot herziening ingediend bij de Raad van State, dat op 4 april 2005 werd ontvangen. Tevens vroeg verzoekster om een voorlopige voorziening. De behandeling van dit verzoek vond plaats op 21 april 2005, waarbij verzoekster werd vertegenwoordigd door mr. J.R.A. Schoonderbeek, en de andere partijen door hun respectieve advocaten. De Voorzitter van de Afdeling, mr. H. Troostwijk, heeft de gronden van verzoekster beoordeeld, maar concludeerde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat het herzieningsverzoek zou worden ingewilligd. Evenmin waren er gronden voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening.
De beslissing van de Voorzitter was dat het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 28 april 2005, waarbij de Voorzitter en de ambtenaar van Staat, mr. S.I.M. Peute, aanwezig waren.