ECLI:NL:RVS:2005:AT5341

Raad van State

Datum uitspraak
2 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200502160/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • W. van Hardeveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake de overtreding van voorschrift 1.5.1 van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer door de Leidse Tennisvereniging De Merenwijk

In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 2 mei 2005 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek werd ingediend door een aantal verzoekers, wonend te [woonplaats], tegen een besluit van het dagelijks bestuur van de Milieudienst West-Holland. Dit besluit, genomen op 22 maart 2004, betrof de intrekking van een last onder dwangsom die was opgelegd aan de 'Leidse Tennisvereniging De Merenwijk' wegens overtreding van voorschrift 1.5.1 van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer. De verzoekers stelden dat de tennisvereniging deze voorschriften overtrad, met name met betrekking tot directe lichtinstraling.

De procedure begon met een bezwaar dat door verweerder ongegrond werd verklaard op 31 januari 2005. Hierna hebben de verzoekers op 9 maart 2005 beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 28 april 2005, waar zowel de verzoekers als de vertegenwoordigers van de verweerder en de tennisvereniging aanwezig waren.

De Voorzitter overwoog dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend in de bodemprocedure. De verzoekers voerden aan dat er sprake was van overtreding van het voorschrift, terwijl verweerder betoogde dat voldaan was aan de grenswaarden van de Algemene Richtlijn betreffende lichthinder. De Voorzitter concludeerde dat, hoewel er enige lichtmasten zijn die directe lichtinstraling veroorzaken, deze niet in strijd zijn met de richtlijnen. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200502160/2.
Datum uitspraak: 2 mei 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], allen wonend te [woonplaats],
en
het dagelijks bestuur van de Milieudienst West-Holland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 22 maart 2004, kenmerk 558, heeft verweerder besloten de aan de "Leidse Tennisvereniging De Merenwijk" opgelegde last onder dwangsom inzake de overtreding van voorschrift 1.5.1 van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (hierna: het Besluit) in te trekken.
Bij besluit van 31 januari 2005, kenmerk 3527, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 9 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op 11 maart 2005, beroep ingesteld. Bij brief van 9 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op 11 maart 2005, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 april 2005, waar verzoekers in persoon en bijgestaan door H.A. Steensma, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. A. Burger en R. Glans, gemachtigden, zijn verschenen. Voorts is de "Leidse Tennisvereniging De Merenwijk" bijgestaan door mr. V.L.M.J. Boitelle, advocaat te Hilversum, daar als partij gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Verzoekers voeren aan dat voorschrift 1.5.1 van het Besluit door de "Leidse Tennisvereniging De Merenwijk" wordt overtreden. In dit kader wijzen zij op het advies van de Commissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften van 16 november 2004. Verzoekers stellen dat sprake is van overtreding van voorschrift 1.5.1 van het Besluit, aangezien directe lichtinstraling niet voorkomen wordt.
2.3.    Verweerder is van mening dat geen sprake is van overtreding van voorschrift 1.5.1 van het Besluit. Verweerder betoogt dat voldaan is aan de grenswaarden uit de Algemene Richtlijn betreffende lichthinder (hierna: de Richtlijn) van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde. Op deze wijze is de directe lichtinstraling naar zijn mening tot een aanvaardbaar niveau beperkt.
2.4.    Naar het oordeel van de Voorzitter leent deze procedure zich niet voor de beantwoording van de vraag of sprake is van overtreding van voorschrift 1.5.1 van het Besluit indien de directe lichtinstraling niet is weggenomen maar tot een aanvaardbaar niveau als bedoeld in de Richtlijn is beperkt. De Afdeling zal deze vraag in de bodemprocedure moeten beantwoorden. De Voorzitter ziet echter geen aanleiding voor inwilliging van het verzoek en overweegt hiertoe het volgende.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de lichtmasten van de banen vijf en zes zijn voorzien van kappen. Weliswaar veroorzaken de lichtmasten van de banen vijf en zes tot op heden directe lichtinstraling bij verschillende woningen aan de Merendonk en de Galjoenwal, echter niet wordt betwist dat wordt voldaan aan de grenswaarden van de Richtlijn. Nu derhalve niet behoeft te worden gevreesd voor onaanvaardbare lichthinder als bedoeld in de Richtlijn, ziet de Voorzitter, bij afweging van de betrokken belangen, aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen    w.g. Van Hardeveld
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2005
312-493.