200406570/1.
Datum uitspraak: 11 mei 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Roba Metals B.V.", gevestigd te IJsselstein,
appellante,
de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
verweerder.
Bij besluit van 10 februari 2004 heeft onder meer verweerder op grond van de Verordening 259/93/EEG van 1 februari 1993, betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en vanuit de Europese Gemeenschap (hierna: de Verordening) aan appellante toestemming gegeven om circa 10.000 kg aluminium buisafval met kunststof ommanteling terug te brengen naar België.
Bij besluit van 1 juli 2004, kenmerk SAS/2004067540, verzonden op dezelfde dag, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 3 augustus 2004, bij de Raad van State ingekomen op 5 augustus 2004, beroep ingesteld.
Na afloop van het vooronderzoek is nog een nader stuk ontvangen van verweerder. Dit is aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 januari 2004, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. B.J.M. Veldhoven, advocaat te Den Haag, in aanwezigheid van drs. H.A. Voskamp, mr. I. Sapir, R.J. de Ruijter en mr. ing. H. Hurenkamp, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M. Piras, ambtenaar van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, zijn verschenen.
2.1. In artikel 1, derde lid, van de Verordening is onder meer bepaald dat het overbrengen van afvalstoffen, die alleen bestemd zijn voor nuttige toepassing en in bijlage II van de Verordening worden genoemd, niet onder de bepalingen van deze Verordening vallen. Bijlage II is de groene lijst van afvalstoffen. In de inleidende zin van de groene lijst staat vermeld: "Of er nu afvalstoffen op deze lijst zijn opgenomen of niet, zij mogen niet als afvalstoffen van de groene lijst worden vervoerd indien zij dermate met andere stoffen verontreinigd zijn dat a) de aan de afvalstoffen verbonden risico’s zodanig toenemen dat ze voor opname op de oranje of rode lijst in aanmerking komen, of b) terugwinning van de afvalstoffen op milieuverantwoorde wijze onmogelijk wordt".
2.2. Appellante betoogt dat voor de overbrenging van het aluminium buisafval met kunststof ommanteling naar België geen kennisgeving is vereist.
2.2.1. Niet in geschil is dat de betrokken afvalstoffen alleen zijn bestemd voor nuttige toepassing in België.
2.2.2. De Afdeling overweegt dat de overbrenging van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen die voorkomen op de groene lijst in het algemeen buiten de controleprocedures van de Verordening valt, daar dergelijke afvalstoffen, indien zij in het land van bestemming naar behoren nuttig worden toegepast, normaliter geen risico voor het milieu vormen.
Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting vallen de aluminium- en de kunststofcomponent van de betrokken afvalstoffen onder categorie GA 140 respectievelijk categorie GH 010 van de groene lijst. Verweerder heeft in het bestreden besluit verder erkend dat de betrokken afvalstoffen niet dermate verontreinigd zijn met andere stoffen dat de aan de afvalstoffen verbonden risico’s zodanig toenemen dat ze voor opname op de oranje of rode lijst in aanmerking komen of terugwinning van de afvalstoffen op milieuverantwoorde wijze onmogelijk wordt.
Gezien het vorenstaande moet worden geconcludeerd dat de Verordening niet van toepassing is op de overbrenging van de betrokken afvalstoffen naar België, zodat verweerder niet bevoegd was te beslissen op de ten behoeve daarvan ingediende kennisgeving. De Afdeling ziet in de door verweerder naar voren gebrachte omstandigheid dat op de groene lijst geen zelfstandige categorie voorkomt ten behoeve van aluminium buisafval met kunststof ommanteling geen grond voor een ander oordeel. Het bestreden besluit, waarbij het besluit van 10 februari 2004 is gehandhaafd, is in strijd met artikel 1, derde lid, in samenhang gelezen met de groene lijst van de Verordening.
2.3. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
2.4. Nu verweerder niet bevoegd was om op de onderhavige kennisgeving te beslissen, kan de beslissing van verweerder op het bezwaarschrift van appellante tegen het besluit van 10 februari 2004 in zoverre slechts strekken tot het herroepen van dit besluit. De Afdeling zal daarom op de hierna te melden wijze in de zaak voorzien en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
2.5. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 1 juli 2004, kenmerk SAS/2004067540;
III. herroept het besluit van 10 februari 2004 voorzover de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer daarbij aan appellante toestemming heeft gegeven om circa 10.000 kg aluminium buisafval met kunststof ommanteling terug te brengen naar België;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V. veroordeelt de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer tot vergoeding van bij appellante in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de Staat der Nederlanden (het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) aan appellante onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI. gelast dat de Staat der Nederlanden (het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 273,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, Voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. P.C.E. van Wijmen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Van Hardeveld
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2005