ECLI:NL:RVS:2005:AT5640

Raad van State

Datum uitspraak
10 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200502540/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • E.M.H. Hirsch Ballin
  • J.C. Rijntjes-Lindhout
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake revisievergunning voor kunstijsbaan te Haarlem

Op 4 februari 2005 heeft de gemeente Haarlem, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en wethouders, een revisievergunning verleend aan de stichting "Stichting Kunstijsbaan Kennemerland" voor een kunstijsbaan gelegen aan de IJsbaanlaan 2 te Haarlem. Dit besluit werd op 10 februari 2005 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit hebben verzoekers op 23 maart 2005 beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij tevens verzochten om een voorlopige voorziening. De Voorzitter heeft het verzoek op 26 april 2005 behandeld, waarbij zowel de verzoekers als de vergunninghoudster, vertegenwoordigd door hun advocaten, aanwezig waren.

De Voorzitter heeft overwogen dat de revisievergunning is aangevraagd in verband met de geplande gedeeltelijke overkapping van de ijsbaan. Verzoekers vreesden geluidhinder door de inrichting, vooral door een toename van geluidreflectie van passerende treinen. De werkzaamheden voor de overkapping zijn gepland na afloop van het schaatsseizoen 2005-2006, tussen april en september 2006. De geluidvoorschriften die aan de vergunning zijn verbonden, treden pas op 1 oktober 2006 in werking, waardoor de vergunninghoudster tot dat moment gebonden is aan de geluidvoorschriften van een eerdere vergunning uit 1996.

De Voorzitter concludeert dat er geen spoedeisend belang is bij het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien er geen geluidhinder te verwachten is voor de uitspraak in de bodemprocedure. Daarom wijst de Voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening af. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 10 mei 2005, waarbij de Voorzitter en de ambtenaar van Staat aanwezig waren.

Uitspraak

200502540/2.
Datum uitspraak: 10 mei 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 4 februari 2005, kenmerk SB/Mil/GvV/03/2024, heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan de stichting "Stichting Kunstijsbaan Kennemerland" (hierna: vergunninghoudster) een revisievergunning als geregeld in artikel 8.4, eerste lid, van deze wet verleend voor een kunstijsbaan, gelegen op het perceel IJsbaanlaan 2 te Haarlem, kadastraal bekend gemeente Haarlem, sectie G, nummer 3678. Dit besluit is op 10 februari 2005 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers bij brief van 23 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op 24 maart 2005, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 24 maart 2005.
Bij brief van 23 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op 24 maart 2005, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 april 2005, waar verzoekers, van wie [gemachtigden] in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. G.N. van Vuure en H. Bosman, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is vergunninghoudster daar gehoord, vertegenwoordigd door mr. A.M. van de Laar, advocaat te Haarlem.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    De revisievergunning is mede aangevraagd in verband met de door vergunninghoudster geplande gedeeltelijke overkapping van de ijsbaan.
2.3.    Verzoekers vrezen geluidhinder vanwege de inrichting, mede als gevolg van een toename van de geluidreflectie van passerende treinen.
2.3.1.    Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting worden de bouwwerkzaamheden ten behoeve van de overkapping uitgevoerd na afloop van het schaatsseizoen 2005-2006, namelijk tussen april en september 2006. De blijkens het dictum van het bestreden besluit aan de vergunning verbonden geluidvoorschriften treden op 1 oktober 2006 in werking, tot welk moment de geluidvoorschriften verbonden aan de vergunning van 10 juli 1996 van kracht blijven. Het is vergunninghoudster tot 1 oktober 2006 derhalve niet toegestaan om meer geluid te produceren dan zij op grond van de vergunning van 10 juli 1996 mag. De Voorzitter gaat ervan uit dat vóór april 2006 een uitspraak in de bodemprocedure mag worden verwacht. Voor geluidhinder als gevolg van de vergunde overkapping vooraleer op het beroep is beslist, hoeft derhalve niet te worden gevreesd.
Gelet op het vorenstaande ontbreekt een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
2.4.    De Voorzitter wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E.M.H. Hirsch Ballin, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Rijntjes-Lindhout, ambtenaar van Staat.
w.g. Hirsch Ballin    w.g. Rijntjes-Lindhout
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2005
194-442.