ECLI:NL:RVS:2005:AT5693

Raad van State

Datum uitspraak
18 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200409276/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • B. Klein Nulent
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen vrijstelling voor opslag van puin

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellant tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 30 september 2004. De rechtbank had het beroep ongegrond verklaard, nadat het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek op 13 januari 2004 vrijstelling had verleend voor de opslag van puin en het gebruik van een puinbreker op een specifiek perceel. Deze vrijstelling was verleend onder de voorwaarde dat de opslag niet boven 6 meter boven het maaiveld mocht uitkomen. Appellant, die woont nabij het perceel, stelde dat hij hinder ondervond van stof- en geluidsoverlast en betwistte de niet-ontvankelijkheid van zijn bezwaar, omdat hij zich als belanghebbende beschouwde.

De Raad van State heeft de zaak op 3 mei 2005 behandeld. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de vrijstelling op basis van een eerder ingediend bezwaarschrift was herroepen, en dat hiertegen geen rechtsmiddelen waren aangewend. Hierdoor was de herroeping onherroepelijk geworden. De Raad van State oordeelde dat appellant geen belang meer had bij de beoordeling van zijn hoger beroep, aangezien de vrijstelling niet meer van kracht was.

De Raad van State verklaarde het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling werd genomen. De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin op 18 mei 2005, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200409276/1.
Datum uitspraak: 18 mei 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 30 september 2004 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 13 januari 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] vrijstelling verleend als bedoeld onder artikel 15, lid II, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Bemmer" voor de opslag van puin en het gebruik van een puinbreker met zeefinstallatie op het adres [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) onder de voorwaarde dat de opslag van het puin niet boven 6 meter boven het maaiveld mag uitkomen.
Bij besluit van 23 juni 2004 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 30 september 2004, verzonden op 11 oktober 2004, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 15 november 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 5 januari 2005 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 mei 2005, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. E.H.M.T. Versteegen, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door M.L.M. van Heijnsbergen, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Appellant bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat hij bij de bestreden beslissing op bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard omdat hij geen belanghebbende is bij het besluit van 13 januari 2004. Daartoe voert hij aan dat hij vanaf het aan hem toebehorende en aan zijn woonperceel grenzende weiland - dat zich op een afstand van ongeveer 200 meter van het perceel bevindt - zicht heeft op het opgeslagen puin. Tevens stelt appellant hinder te ondervinden in de vorm van stof- en geluidsoverlast.
2.2.    Gebleken is, dat de verleende vrijstelling op grondslag van een door [partij] ingediend bezwaarschrift is herroepen. Hiertegen zijn geen rechtsmiddelen aangewend, zo is ter zitting gebleken, zodat de herroeping van de vrijstelling onherroepelijk is. Appellant heeft geen omstandigheden gesteld op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat hij desalniettemin nog belang heeft bij een beoordeling van zijn hoger beroep. Gelet hierop is het hoger beroep niet-ontvankelijk.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump    w.g. Klein Nulent
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2005
218-476.