200501634/2.
Datum uitspraak: 17 mei 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
Bij besluit van 15 juli 2004 heeft de gemeenteraad van Roermond het bestemmingsplan "1e herziening Oolderveste" vastgesteld.
Bij besluit van 21 december 2004, nr. 2004/71510, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij faxbericht van 22 februari 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 17 maart 2005.
Bij faxbericht van 22 februari 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De gronden van het verzoek zijn aangevuld bij brief van 10 maart 2005.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 april 2005, waar het gemeentebestuur van Roermond, vertegenwoordigd door ing. H. Luth, ambtenaar van de gemeente, is gehoord. Verzoeker en verweerder zijn, met bericht van afwezigheid, daar niet verschenen.
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het bestemmingsplan dient om te voldoen aan de in artikel 30 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening neergelegde verplichting een nieuw plan vast te stellen, nadat aan enkele delen van het op 24 augustus 2000 vastgestelde bestemmingsplan "Oolder Veste" goedkeuring is onthouden. Met het plan wordt onder meer beoogd de aanleg van de Structuurweg, een nieuwe verbinding tussen de Offerkamp en de Broekveeweg, mogelijk te maken.
2.3. Verzoeker, die woont aan de [locatie] te [plaats], kan zich niet met de door verweerder verleende goedkeuring verenigen. Hij vreest dat de uitvoering van het plan zal leiden tot een aantasting van zijn woon- en leefklimaat vanwege geluidhinder en tot verkeersonveilige situaties. Hij stelt dat verweerder ten onrechte niet inhoudelijk op deze bezwaren is ingegaan.
2.4. Verweerder heeft geen aanleiding gezien om goedkeuring aan het bestemmingsplan te onthouden en heeft het plan goedgekeurd. Hij stelt dat de Afdeling de aanleg van de Structuurweg reeds aanvaardbaar heeft geacht.
2.5. Bij uitspraak van 2 oktober 2002 (
200102319/1) heeft de Afdeling beslist op de beroepen tegen het besluit van verweerder van 27 maart 2001 inzake de goedkeuring van het bestemmingsplan "Oolder Veste". Met betrekking tot de keuze voor het Offerkamptracé is in die uitspraak overwogen dat alternatieven in beginsel eerst aan de orde behoeven te komen indien blijkt van ernstige bezwaren tegen het voorgestane gebruik waarop het plan ziet en dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat deze situatie zich in dit geval niet voordoet.
Naar het oordeel van de Voorzitter moet die passage aldus worden uitgelegd dat niet is gebleken van ernstige bezwaren tegen het Offerkamptracé als zodanig. Dit betekent echter niet dat de Afdeling de ligging van dat tracé op perceelsniveau reeds aanvaardbaar heeft geacht.
Het besluit van verweerder, voorzover daarbij goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemming "Verkeersdoeleinden" voor de Structuurweg en de Offerkamp, is in de uitspraak van 2 oktober 2002 vernietigd omdat in het plan niet het aantal rijstroken was bepaald of een dwarsprofiel was opgenomen. Aangezien de Afdeling in verband daarmee niet meer is ingegaan op de bezwaren van verzoeker over onder meer geluidhinder en verkeersonveiligheid, is de Voorzitter van oordeel dat die bezwaren in deze procedure ten volle aan de orde kunnen komen.
2.6. Blijkens de stukken heeft verweerder voor de woning van verzoeker een hogere geluidgrenswaarde vastgesteld van 56 dB(A) ten gevolge van de reconstructie van de Offerkamp. De Afdeling heeft het daartegen door verzoeker ingestelde beroep bij uitspraak van 2 juni 2004 (
200304345/1) ongegrond verklaard. De vertegenwoordiger van het gemeentebestuur van Roermond heeft ter zitting verklaard dat het bestemmingsplan, door middel van het op de plankaart opgenomen dwarsprofiel, ter hoogte van de woning van verzoeker geheel overeenkomt met de gegevens waarvan in het akoestisch onderzoek ten behoeve van het verzoek om hogere grenswaarden is uitgegaan.
Ook is volgens hem uit geluidmetingen gebleken dat - na het treffen van geluidwerende maatregelen aan de ramen van de keuken en een slaapkamer - in de woning van verzoeker een binnenniveau van 35 dB(A) kan worden verwezenlijkt. Gelet hierop acht de Voorzitter niet aannemelijk dat de aanleg van de Structuurweg zal leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van verzoeker vanwege geluidhinder.
De Voorzitter is er verder, gelet op het verhandelde ter zitting, voorshands niet van overtuigd dat de uitvoering van het plan ter plaatse van de woning van verzoeker zal leiden tot een verkeersonveilige situatie.
2.7. Gelet op het vorenstaande en in aanmerking genomen het belang dat is gediend met uitvoering van het plan, ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.I. Breunese-van Goor, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman w.g. Breunese-van Goor
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2005