ECLI:NL:RVS:2005:AT6149
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Th.G. Drupsteen
- P. Plambeck
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom voor illegale activiteiten in de betonmortelproductie
In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 20 mei 2005 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, wonend te [woonplaats], hadden bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Maasdonk, waarbij hen op 28 februari 2005 een last onder dwangsom was opgelegd. Deze last was opgelegd omdat in hun inrichting, gelegen op het perceel [locatie] te [plaats], een installatie voor de productie van betonmortel en de op- en overslag van zand en grind in werking was, zonder de vereiste vergunning. De dwangsom was vastgesteld op € 700,00 per dag, met een maximum van € 14.000,00, en er was een begunstigingstermijn van zes weken gegeven.
Verzoekers stelden dat er concreet uitzicht op legalisatie bestond en dat zij economisch afhankelijk waren van de illegale activiteiten. De Voorzitter heeft echter geoordeeld dat verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er daadwerkelijk uitzicht op legalisatie was. De aanvraag voor een oprichtingsvergunning die door verzoekers was ingediend, bleek niet compleet te zijn, waardoor er geen sprake was van een ontvankelijke aanvraag ten tijde van het bestreden besluit. De Voorzitter heeft geconcludeerd dat het gemeentebestuur in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om handhavend op te treden.
Uiteindelijk heeft de Voorzitter het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van handhaving van milieuwetgeving en de voorwaarden waaronder een bestuursorgaan kan afzien van handhavend optreden.