ECLI:NL:RVS:2005:AT6542

Raad van State

Datum uitspraak
24 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200502059/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • R.D. van Onselen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Lutjestrand 2003 en verzoek om voorlopige voorziening

Op 3 juni 2004 heeft de gemeenteraad van Wieringen het bestemmingsplan "Lutjestrand 2003" vastgesteld, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders. Dit besluit werd gevolgd door een goedkeuringsbesluit van de gedeputeerde staten van Noord-Holland op 11 januari 2005. Tegen dit besluit heeft de gemeenteraad van Wieringen op 10 maart 2005 beroep ingesteld bij de Raad van State, en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 9 mei 2005 behandeld.

De Voorzitter oordeelde dat het goedkeuringsbesluit van 11 januari 2005 bevoegd was genomen, ondanks dat het niet op de openbare besluitenlijst was vermeld. De Voorzitter concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat het besluit in de hoofdzaak niet in stand zou blijven. Het verzoek om schorsing van het besluit werd afgewezen, omdat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. De Voorzitter benadrukte dat een voorlopige voorziening die het bestemmingsplan zou kunnen verwezenlijken, te verstrekkend zou zijn zonder dat er evident gebreken in het besluit waren aangetoond.

De beslissing van de Voorzitter was dat het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak werd openbaar gedaan op 24 mei 2005.

Uitspraak

200502059/2.
Datum uitspraak: 24 mei 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Wieringen,
verzoeker,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 3 juni 2004 heeft de gemeenteraad van Wieringen, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 mei 2004 en 1 juni 2004, het bestemmingsplan "Lutjestrand 2003" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 11 januari 2005, kenmerk 2004-28571, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 8 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op 10 maart 2005, beroep ingesteld.
Bij brief van 8 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op 10 maart 2005, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 mei 2005, waar verzoeker, vertegenwoordigd door mr. drs. P.J. Woudstra, mr. D.A. de Vries en drs. ing. G.J. van Deutekom de Lepper, ambtenaren van de gemeente, en verweerder, vertegenwoordigd door W.J. Ardewijn, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is de stichting Watersportcamping Lutjestrand, vertegenwoordigd door [gemachtigde] daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Met het bestemmingsplan wordt beoogd het Lutjestrand optimaal in te richten en de aanwezige recreatiemogelijkheden zoveel mogelijk te verbeteren en verder te ontwikkelen.
2.3.    Verzoeker verzoekt uit een oogpunt van rechtszekerheid bij wege van voorlopige voorziening om schorsing van het bestreden besluit, aangezien het besluit volgens hem onbevoegd is genomen doordat dit niet is vermeld op de besluitenlijst van 11 januari 2005.
Hij stelt verder dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft onthouden aan het plandeel met de bestemming "Dagrecreatieve doeleinden" wat betreft de gronden van de camping 't Lutjestrand. Hij verzoekt om schorsing van dit deel van het besluit.
2.4.    Vaststaat dat op de openbare besluitenlijst van de vergadering van gedeputeerde staten van Noord-Holland op 11 januari 2005 niet is vermeld dat is beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is naar het oordeel van de Voorzitter evenwel gebleken dat in de vergadering van 11 januari 2005 is beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Ter zitting is voorts door verweerder bevestigd dat daarbij overeenkomstig het bestreden besluit is besloten dat goedkeuring wordt onthouden aan het plan voorzover het de gronden van de camping 't Lutjestrand betreft en dat het plan voor het overige wordt goedgekeurd. Op het minute formulier is aangetekend dat de portefeuillehouder zou nagaan of de rode omlijning op de plankaart inderdaad de hele camping omvatte. Indien dit niet het geval was, diende deze overeenkomstig het besluit om goedkeuring te onthouden aan de gehele camping te worden aangepast. Om deze reden is het besluit volgens verweerder niet op de openbare besluitenlijst vermeld.
Gelet op het vorenstaande is de Voorzitter vooralsnog van oordeel dat het goedkeuringsbesluit in de vergadering van 11 januari 2005 bevoegd is genomen.
De Voorzitter heeft dan ook niet de verwachting dat het bestreden besluit in verband hiermee in de hoofdzaak niet in stand zal blijven.
2.5.    Voorzover het verzoek ziet op het plandeel waaraan goedkeuring is onthouden overweegt de Voorzitter dat het verzoek er toe strekt dat het bestemmingsplan op dit punt niettemin kan worden verwezenlijkt. Een voorlopige voorziening die dat mogelijk maakt is, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, te verstrekkend, aangezien ook de uitspraak van de Afdeling, gelet op de aard van de toetsing in de bodemprocedure, alleen dan zal strekken tot goedkeuring van het plandeel indien voor verweerder geen ruimte bestaat een andersluidende beslissing te nemen. Van een zodanige situatie is niet gebleken, noch van uitzonderlijke omstandigheden, bijvoorbeeld dat het bestreden besluit evidente gebreken vertoont en bovendien zo urgente belangen in het geding zijn dat de procedure in de hoofdzaak in redelijkheid niet kan worden afgewacht.
2.6.    Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.D. van Onselen, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren    w.g. Van Onselen
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2005
178-409.