200502498/2.
Datum uitspraak: 26 mei 2005.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
Bij besluit van 17 juni 2004 heeft de gemeenteraad van Velsen, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders, het bestemmingsplan "Santpoort Zuid" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 15 februari 2005, kenmerk 2004-34215, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 22 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op 23 maart 2005, beroep ingesteld.
Bij brief van 22 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op 23 maart 2005, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 mei 2005, waar verzoeker, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door W.J. Ardewijn, ambtenaar van de provincie zijn verschenen.
Voorts zijn de gemeenteraad, vertegenwoordigd door drs. B. Wouda, ambtenaar van de gemeente, en Preferent projectontwikkeling, vertegenwoordigd door B.L. van Zijl, gemachtigde, daar gehoord.
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Verzoeker verzoekt bij wijze van voorlopige voorziening om schorsing van het gehele goedkeuringsbesluit op de volgende procedurele aspecten. Verzoeker voert aan dat de kennisgevingen van de terinzageleggingen ondeugdelijk zijn, nu deze slechts zijn gepubliceerd in het in Santpoort-Zuid verspreide huis-aan-huisblad. Hij stelt dat ten onrechte niet is gepubliceerd in een huis-aan-huisblad dat wordt verspreid in Haarlem. Voorts meent hij dat het rapport over de aanwezige flora en fauna in strijd met artikel 3:11 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) niet met het ontwerpplan ter inzage heeft gelegen.
2.2.1. Ingevolge artikel 23, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) is op de voorbereiding van een bestemmingsplan afdeling 3:4 van de Awb van toepassing.
Ingevolge artikel 3:12, eerste lid, van de Awb geeft het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp.
Onbetwist is dat de kennisgeving van de terinzagelegging van het ontwerpplan, het vastgestelde plan en het goedkeuringsbesluit is gepubliceerd in een huis-aan-huis-blad. Hiermee is voldaan aan de wettelijke vereisten. De omstandigheid dat het huis-aan-huisblad niet in Haarlem wordt verspreid kan daar niet aan afdoen.
2.2.2. In artikel 3:11, eerste lid, van de Awb is - voor zover hier van belang - bepaald dat het bestuursorgaan het ontwerp van het ambtshalve te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken, ter inzage legt. Naar het oordeel van de Voorzitter ziet voornoemde verplichting tot terinzagelegging slechts op reeds bestaande stukken. Het door verzoeker bedoelde rapport was ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan nog niet voorhanden, zodat artikel 3:11, eerste lid, van de Awb hierop niet van toepassing is. De Voorzitter ziet in dit bezwaar voorshands dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de Afdeling op dit punt tot vernietiging van het goedkeuringsbesluit zal overgaan.
2.3. Verzoeker stelt voorts dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "(dubbelbestemming) Wijzigingsgebied" wat betreft de locatie Handgraaf aan de Wüstelaan alsmede aan het plandeel met de bestemming "Verkeersdoeleinden (V)" wat betreft de historische zandwal. Hij verzoekt de goedkeuring van de plandelen bij wege van voorlopige voorziening te schorsen teneinde te voorkomen dat er bouwvergunningen worden verleend en met de bouw van woningen wordt aangevangen.
2.3.1. Ingevolge artikel 10 van de planvoorschriften is het college van burgemeester en wethouders op basis van artikel 11 van de WRO bevoegd de bestemming van de op de plankaart aangegeven gronden met de dubbelbestemming Wijzigingsgebied te wijzigen in de bestemming "Woondoeleinden" (artikel 7), "Tuinen" (artikel 9), "Erven en boserf" (artikel 8), "Verkeersdoeleinden" (artikel 18), "Groenvoorzieningen" (artikel 20).
2.3.2. De Voorzitter overweegt dat alvorens het plan ten uitvoer kan worden gebracht eerst een wijzigingsplan voor dit gebied dient te worden opgesteld. Pas op basis van het wijzigingsplan kunnen bouwvergunningen worden verleend. Een en ander leidt de Voorzitter, wat er ook zij van de overige bezwaren van verzoeker, tot de conclusie dat in de onderhavige situatie met dit deel van het verzoek geen spoedeisend belang is gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
2.3.3. Ingevolge artikel 18 van de planvoorschriften zijn de gronden met de bestemming Verkeersdoeleinden (V) uitsluitend bestemd voor wegen, fiets- en voetpaden, parkeerplaatsen, straatmeubilair, (ondergrondse) afval voorzieningen, groenstroken, bermen en de daarbij behorende beplantingen.
Ter zitting heeft de gemeenteraad bevestigd dat het de bedoeling is dat het gebruik van het plandeel met de bestemming "Verkeersdoeleinden (V)" waarop het verzoek ziet ongewijzigd wordt gehandhaafd en dat eventuele wijzigingen van de inrichting van de strook pas aan de orde komen bij de uitvoering van het wijzigingsplan voor de locatie Handgraaf. Gezien deze omstandigheden is met dit deel van het verzoek eveneens geen spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
2.4. Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Klein
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 mei 2005.