200503854/2.
Datum uitspraak: 26 mei 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de burgemeester van Utrecht,
verzoeker,
tegen de uitspraak in zaak nos. SBR 05/565 VV en SBR 05/783 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht van 20 april 2005 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats]
Bij besluit van 3 januari 2005, bekend gemaakt op 26 januari 2005, heeft verzoeker het gebied Amsterdamsestraatweg en omgeving - dat wordt begrensd door de Sint Josephlaan, Marnixlaan, Royaards van den Hamkade, Laan van Engelswier, Nieuwe Pijlsweerdstraat, Kerkweg, Kruisweg, Herenweg, Singelstraat, Weerdsingel WZ, Daalsetunnel en de spoorlijn Utrecht-Amsterdam - te Utrecht aangewezen als veiligheidsrisicogebied, als bedoeld in artikel 10b van de Algemene Plaatselijke Verordening Utrecht.
Bij besluit van 30 maart 2005 heeft verzoeker het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van rechtstreeks belang.
Bij uitspraak van 20 april 2005, verzonden op 21 april 2005, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 30 maart 2005 vernietigd en het aanwijzingsbesluit van 3 januari 2005 geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de nieuw te nemen beslissing op het bezwaarschrift.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 mei 2005, hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft hij de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 mei 2005, waar verzoeker, vertegenwoordigd door P.Ch. van Doorn, ambtenaar in dienst van de gemeente Utrecht, en [wederpartij] in persoon zijn verschenen.
2.1. Het verzoek strekt ertoe dat de schorsing van het aanwijzingsbesluit wordt opgeheven.
2.2. De Voorzitter stelt voorop dat de voorzieningenrechter [wederpartij] naar voorlopig oordeel terecht als belanghebbende bij voormeld aanwijzingsbesluit heeft aangemerkt en het besluit van 30 maart 2005 terecht heeft vernietigd.
2.3. Verzoeker heeft bij het besluit van 30 maart 2005 geen inhoudelijke beslissing genomen op het door [wederpartij] tegen het aanwijzingsbesluit gemaakte bezwaar. De voorzieningenrechter heeft niettemin aanleiding gezien om dit besluit te onderzoeken en geconcludeerd dat het geen stand zal houden in bezwaar. De voorzieningenrechter heeft echter, nu geen inhoudelijke beslissing op bezwaar ter beoordeling voorlag, het primaire besluit ten onrechte inhoudelijk beoordeeld. Onder die omstandigheden bestaat aanleiding om bij wijze van voorlopige voorziening de schorsing van het aanwijzingsbesluit op te heffen, als verzocht.
2.4. Het ter zitting gedane verzoek om geen nieuwe beslissing op bezwaar te hoeven nemen, voordat op het hoger beroep is beslist, wordt afgewezen. Daarbij is mede van belang dat [wederpartij] naar voorlopig oordeel ten onrechte een inhoudelijke beoordeling van zijn bezwaar is onthouden. De voorzieningenrechter heeft verzoeker opgedragen binnen zes weken na verzending van de uitspraak opnieuw op het bezwaar van [wederpartij] te beslissen, zodat verzoeker vóór 2 juni 2005 een nieuwe - thans inhoudelijke - beslissing op het bezwaarschrift dient te nemen. De Afdeling zal die beslissing dan bij de beoordeling van het hoger beroep kunnen betrekken.
2.5. Een en ander leidt tot na te melden beslissing.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. heft de schorsing door de voorzieningenrechter van het aanwijzingsbesluit van 3 januari 2005 op;
II. wijst het verzoek voor het overige af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.I.M. Peute, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Peute
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 mei 2005