ECLI:NL:RVS:2005:AT6578

Raad van State

Datum uitspraak
27 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200502566/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • E.D. Boer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bouwvergunning voor voetbalkooi in Dordrecht

Op 20 augustus 2004 verleende het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht een bouwvergunning aan Stadswerken Gemeente Dordrecht voor het plaatsen van een voetbalkooi op het perceel Zuilenburg-De Jagerweg. Dit besluit werd door verzoeker, die bezwaar had gemaakt, ongegrond verklaard op 16 december 2004. Vervolgens heeft verzoeker op 21 maart 2005 hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij de gronden op 19 april 2005 zijn aangevuld. Op 24 mei 2005 verzocht verzoeker de Voorzitter om een voorlopige voorziening te treffen, wat leidde tot een zitting op 26 mei 2005. Tijdens deze zitting werd duidelijk dat het deel van het perceel waar de voetbalkooi zou komen, al geasfalteerd was en dat een deel van de kooiconstructie reeds was geplaatst. Verzoeker uitte zijn bezwaren met betrekking tot het verlies van groen op het perceel, maar de Voorzitter oordeelde dat er onvoldoende aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening. De Voorzitter wees het verzoek af, met de overweging dat de voetbalkooi eenvoudig verwijderd kon worden en dat de betrokken belangen niet in het voordeel van verzoeker waren. De beslissing werd op 27 mei 2005 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

200502566/2.
Datum uitspraak: 27 mei 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/1174; AWB 05/47 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht van 28 januari 2005 in het geding tussen:
verzoeker
en
het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 20 augustus 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht (hierna: het college) aan Stadswerken Gemeente Dordrecht bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een voetbalkooi op het perceel Zuilenburg-De Jagerweg, kadastraal bekend gemeente Dordrecht, sectie Q, nr. 04495 (hierna: het perceel).
Bij besluit van 16 december 2004 heeft het college het daartegen door verzoeker gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 januari 2005, verzonden op 11 februari 2005, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 21 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op 23 maart 2005, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 19 april 2005.
Bij brief van 24 mei 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 mei 2005, waar verzoeker in persoon en het college, vertegenwoordigd door mr. J.C. Hol, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Gebleken is dat het deel van het perceel waarop de voetbalkooi is voorzien reeds is geasfalteerd en dat hierop reeds een deel van de kooiconstructie is geplaatst. Ter zitting is door verzoeker aangegeven dat zijn bezwaren tegen het bouwplan vooral betrekking hebben op het verloren gaan van een deel van het op het perceel aanwezige groen. Door het reeds aanwezige asfalt is dat thans al gebeurd. Onder deze omstandigheden en in aanmerking nemend dat de voetbalkooi zonodig op betrekkelijk eenvoudige wijze weer kan worden verwijderd, en gelet voorts op de betrokken belangen, bestaat onvoldoende aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het daartoe strekkende verzoek dient derhalve te worden afgewezen.
2.2.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Boer, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek    w.g. Boer
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2005
201.