ECLI:NL:RVS:2005:AT6581

Raad van State

Datum uitspraak
1 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200408605/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R. Cleton
  • A.J. Soede
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen goedkeuring wijzigingsplan Heieind 1 te Hoogeloon

Op 15 juni 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Bladel het wijzigingsplan "Buitengebied 1998, wijziging Heieind 1 te Hoogeloon" vastgesteld. Dit wijzigingsplan werd goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant op 3 augustus 2004. Tegen deze goedkeuring heeft appellant, die zijn pluimveebedrijf had beëindigd en een subsidie had ontvangen voor de sloop van zijn bedrijfsgebouwen, op 22 oktober 2004 beroep ingesteld bij de Raad van State. Appellant vreesde dat de goedkeuring van het wijzigingsplan zou leiden tot intrekking van de subsidie die hij had ontvangen, omdat woningbouw op zijn voormalige perceel mogelijk zou worden toegestaan. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 19 mei 2005 behandeld, waarbij appellant in persoon en vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. M.J. Smaling, aanwezig was. Verweerder werd vertegenwoordigd door mr. S.M.E.J. Savelkoul, ambtenaar van de provincie, en de gemeenteraad was vertegenwoordigd door P.A.M. Stappaerts, ambtenaar van de gemeente. De Afdeling overwoog dat appellant geen belanghebbende was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, omdat de intrekking van de subsidie een ander besluit vereiste en het bestreden besluit niet direct leidde tot intrekking van de subsidie. Daarom werd het beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard. De proceskosten werden niet toegewezen, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 1 juni 2005.

Uitspraak

200408605/1.
Datum uitspraak: 1 juni 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 15 juni 2004, heeft het college van burgemeester en wethouders van Bladel het wijzigingsplan "Buitengebied 1998, wijziging Heieind 1 te Hoogeloon" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 3 augustus 2004, no. 1007120, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan. Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 21 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 22 oktober 2004, beroep ingesteld. Door verweerder is geen verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 mei 2005, waar appellant in persoon en vertegenwoordigd door mr. M.J. Smaling, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. S.M.E.J. Savelkoul, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is de gemeenteraad, vertegenwoordigd door P.A.M. Stappaerts, ambtenaar van de gemeente, daar gehoord.
2.    Overwegingen
Ontvankelijkheid
2.1.    Ingevolge artikel 11, eerste lid, in samenhang met artikel 54, tweede lid, onder b, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) kan - voor zover hier van belang - een belanghebbende tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten tot goedkeuring van een wijzigingsplan, beroep instellen bij de Afdeling.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2.    Het wijzigingsplan heeft betrekking op het perceel Heieind 1 te Hoogeloon waaraan in het geldende bestemmingsplan de bestemming "Agrarische bedrijven" is toegekend. Met het wijzigingsplan is de bestemming van dit perceel gewijzigd in de bestemming "Woningen" met de aanduiding "woonboerderij". Deze bestemming en aanduiding maken eerst na vrijstelling splitsing van de zich op het perceel bevindende boerderij mogelijk.
Op grond van de Regeling beëindiging veehouderijbedrijven (hierna: RBV) heeft appellant voor de sloop van zijn bedrijfsgebouwen na de beëindiging van zijn pluimveebedrijf een subsidie gekregen. Appellant heeft zijn perceel vervolgens verkocht. Indien binnen vijf jaar nadat de beschikking tot subsidieverlening is genomen op grond van een bestemmingsplan of een besluit als bedoeld in artikel 19 van de WRO op het voormalige perceel van appellant woningbouw wordt toegestaan, wordt, indien ook aan een aantal andere voorwaarden is voldaan, op grond van artikel 32 RBV de subsidie van appellant ingetrokken. Appellant vreest intrekking van de hem toegekende subsidie.
Aangezien het intrekken van de subsidie echter een ander, nader besluit dan het bestreden besluit vereist en het bestreden besluit niet zonder meer leidt tot intrekking van de subsidie, zijn de belangen van appellant niet rechtstreeks bij dit besluit betrokken.
Op grond hiervan is appellant naar het oordeel van de Afdeling geen belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb zodat hij aan artikel 11, eerste lid, in samenhang met artikel 54, tweede lid, sub b, van de WRO geen recht tot het instellen van beroep kan ontlenen.
Gelet hierop is het beroep van appellant niet ontvankelijk.
Proceskostenveroordeling
2.2.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. R. Cleton, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Cleton    w.g. Soede
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2005
270-482.