ECLI:NL:RVS:2005:AT6932

Raad van State

Datum uitspraak
30 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200502163/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • S. Langeveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van goedkeuring bestemmingsplan Zegersloot 2004 door de Raad van State

Op 30 mei 2005 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de goedkeuring van het bestemmingsplan "Zegersloot 2004" door de gemeenteraad van Alphen aan den Rijn. Het bestemmingsplan, dat op 1 juli 2004 was vastgesteld, voorziet in een planologische regeling voor de Zegerplas en maakt de bouw van horecavoorzieningen, waaronder een pannenkoekenhuis, mogelijk. De goedkeuring van het plan werd door het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland op 1 februari 2005 verleend, maar deze goedkeuring werd door verzoeker betwist.

Verzoeker heeft op 3 maart 2005 beroep ingesteld tegen het besluit van de provincie en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 13 mei 2005 zijn verzoeker en vertegenwoordigers van de provincie en de gemeenteraad gehoord. Verzoeker stelde dat de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Horeca" onterecht was verleend, omdat dit zou leiden tot onomkeerbare gevolgen voor de natuurwaarden in het gebied, waar beschermde inheemse diersoorten voorkomen.

De Voorzitter oordeelde dat er onduidelijkheid bestond over de natuurwaarden op en nabij het plandeel en dat nader onderzoek noodzakelijk was. Gezien de mogelijke onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het besluit, besloot de Voorzitter het bestreden besluit te schorsen. Tevens werd de provincie veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan verzoeker en het griffierecht. De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die vereist is bij de afweging van ruimtelijke ordening en natuurwaarden.

Uitspraak

200502163/2.
Datum uitspraak: 30 mei 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 1 juli 2004 heeft de gemeenteraad van Alphen aan den Rijn het bestemmingsplan "Zegersloot 2004" vastgesteld.
Bij besluit van 1 februari 2005, kenmerk DRM/ARB/04/7413A, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft onder meer verzoeker bij brief van 3 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op 14 maart 2005, beroep ingesteld.
Bij brief van 7 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op 14 maart 2005, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 mei 2005, waar [verzoeker], in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. J.G.M. Schouffoer, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is daar gehoord de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. A. van der Leek-Krieger, ambtenaar van de gemeente.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Het plan
2.2.    Het plan voorziet in een planologische regeling voor de Zegerplas en omgeving en maakt in dit recreatiegebied onder meer de bouw mogelijk van een aantal horecavoorzieningen, waaronder een pannenkoekenhuis.
Het bestreden besluit
2.3.    Verweerder heeft grotendeels goedkeuring aan het plan onthouden. De plandelen met de bestemming "Horeca" ten noorden van de Zegerplas zijn goedgekeurd. In zoverre acht verweerder het plan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening of het recht.
Standpunt [verzoeker]
2.4.    De Voorzitter heeft het verzoek aldus verstaan dat verzoeker van mening is dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Horeca" en de aanduiding "pannenkoekenhuis annex milieueducatief centrum (ph)", dat voorziet in de bouw van een pannenkoekenhuis en dat hij met zijn verzoek beoogt onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding van het besluit te voorkomen. Daartoe voert hij een aantal formele bezwaren aan. Voorts is hij van mening dat de natuurwaarden van het gebied zich verzetten tegen de bouw van het pannenkoekenhuis op deze plaats. In dit verband stelt hij dat op en nabij het bestreden plandeel beschermde inheemse diersoorten voorkomen.
Procedurele aspecten
2.5.    Voorzover verzoeker van mening is dat de publicaties inzake het ontwerp-plan onjuist zijn overweegt de Voorzitter als volgt.
Uit artikel 23, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening volgt dat zienswijzen binnen de daartoe gestelde termijn bij de gemeenteraad dienen te worden ingediend. In de publicaties inzake het ontwerp-plan staat dat een ieder zienswijzen kon indienen bij het college van burgemeester en wethouders in plaats van bij de gemeenteraad. In de publicaties inzake het vastgestelde plan staat dat zij die tijdig hun zienswijzen bij de gemeenteraad kenbaar hebben gemaakt bij het college van gedeputeerde staten binnen de daartoe gestelde termijn bedenkingen kunnen indienen. Gelet op de tekst van de publicaties inzake het ontwerp-plan zou dit tot gevolg hebben dat degenen die overeenkomstig deze publicaties hun zienswijze bij het college van burgemeester en wethouders hebben ingediend geen bedenkingen kunnen indienen bij verweerder. Bij brief van 18 augustus 2004 heeft de gemeente degenen die zienswijzen hebben ingediend op de hoogte gesteld van de onjuistheid in de publicaties inzake het ontwerp-plan en heeft zij voor deze groep reclamanten een nieuwe termijn gesteld voor het indienen van bedenkingen. Gesteld noch gebleken is dat [verzoeker] of anderen door deze handelwijze in hun processuele belangen zijn geschaad.
Gelet op het vorenstaande verwacht de Voorzitter niet dat de Afdeling in de bodemprocedure in het bovenstaande aanleiding zal zien voor vernietiging van het bestreden besluit. Ten aanzien van de overige formele bezwaren verwacht de Voorzitter evenmin dat de Afdeling daarin aanleiding zal zien voor vernietiging van het bestreden besluit.
Vaststelling van de feiten
2.6.    Bij zijn oordeelsvorming gaat de Voorzitter uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.6.1.    Ingevolge artikel 9, lid 9.1, aanhef en onder c, van de planvoorschriften zijn de op de plankaart als "horeca" aangewezen gronden bestemd voor horecabedrijven, en in het bijzonder voor:
c. een pannenkoekenhuis annex milieueducatiecentrum ter plaatse van de aanduiding "pannenkoekenhuis"; een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.
2.6.2.    Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het college van burgemeester en wethouders voornemens is op korte termijn een bouwvergunning te verlenen voor de bouw van het pannenkoekenhuis. Het voorziene pannenkoekenhuis zal op een afstand van ongeveer 50 meter van het zogenoemde heempark worden gebouwd. In de nabijheid van het pannenkoekenhuis staan nu al enige horecavoorzieningen, zoals een café en een restaurant.
2.6.3.    In de plantoelichting staat dat de flora en fauna in het gebied sterk in verandering zijn. De natuurwaarden van het heempark zijn in vergelijking met de overige delen van het plangebied relatief hoog, aldus de toelichting. Voorts is in de toelichting opgenomen dat in het heempark beschermde inheemse diersoorten voorkomen.
Het oordeel van de Voorzitter
2.7.    De stukken en het verhandelde ter zitting hebben bij de Voorzitter onduidelijkheid laten bestaan omtrent de natuurwaarden op en nabij het bestreden plandeel. Gelet hierop acht de Voorzitter naar deze waarden nader onderzoek door de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak aangewezen. In verband hiermee acht de Voorzitter, gelet op de onomkeerbare gevolgen die kunnen ontstaan als gevolg van de inwerkingtreding van het plandeel met de bestemming "Horeca" en de aanduiding "pannenkoekenhuis annex milieueducatief centrum (ph)", termen aanwezig het bestreden besluit in zoverre bij voorlopige voorziening te schorsen.
2.8.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 1 februari 2005, DRM/ARB/04/7413A, voorzover het betreft het plandeel met de bestemming "Horeca" en de aanduiding "pannenkoekenhuis annex milieueducatief centrum (ph)";
II.    veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland tot vergoeding van bij verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 27,63 (zegge: zevenentwintig euro en drieënzestig cent); het dient door de provincie Zuid-Holland aan verzoeker onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III.    gelast dat de provincie Zuid-Holland aan verzoeker het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 138,00 (zegge: honderdachtendertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel    w.g. Langeveld
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2005
317-459.