200409166/1.
Datum uitspraak: 8 juni 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/454 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 20 oktober 2004 in het geding tussen:
de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch.
Bij onderscheiden besluiten van 20 november 2003 heeft het bureau rechtsbijstandvoorziening van de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch (hierna: het bureau) aanvragen van appellant om hem toevoegingen als bedoeld in de Wet op de rechtsbijstand (hierna: Wrb) te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 26 januari 2004 heeft de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch (hierna: de raad) het daartegen door appellant ingestelde administratieve beroep ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 oktober 2004, verzonden op 22 oktober 2004, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 november 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 24 november 2004. Laatstgenoemde brief is aangehecht.
Bij brief van 23 december 2004 heeft de raad van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 mei 2005, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. A.C.S. Grégoire, advocaat te Sittard, is verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 28, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wrb, zoals het luidde ten tijde van de beslissing op administratief beroep en voorzover hier van belang, kan het bureau de toevoeging weigeren indien het verzoek niet is voorzien van de voor de beoordeling van het verzoek van belang zijnde verklaringen of andere bewijsstukken en de verzoeker na op dat verzuim te zijn gewezen heeft nagelaten dit binnen een door het bureau gestelde termijn te herstellen.
Ingevolge artikel 2, tweede lid, aanhef en onder g, van de Regeling gegevensverstrekking draagkracht rechtzoekenden moet als bewijsstuk bij de aanvraag om een verklaring omtrent inkomen en vermogen een opgave van de restschuld van de hypotheek op de eigen woning worden overgelegd.
2.2. Het bureau heeft de geweigerd om appellant toevoegingen te verlenen op grond van artikel 28, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wrb, omdat appellant niet voldaan heeft aan het verzoek om nadere informatie omtrent de financiële situatie met betrekking tot de appellant in eigendom toebehorende woning aan de [locatie] in [plaats] (hierna: de woning).
2.3. Appellant stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat vast is komen te staan dat appellant niet alle voor de beoordeling van de verzoeken van belang zijnde stukken heeft overgelegd en dat de raad terecht de weigering van het bureau in stand heeft gelaten.
2.3.1. Naar niet in geschil is, heeft het bureau appellant gevraagd voormelde gegevens met betrekking tot de woning te verstrekken, omdat de woning in het kadaster als eigendom van appellant is geregistreerd. Appellant heeft met de door hem overgelegde verklaringen, dat hij vanwege echtscheiding afstand heeft gedaan van deze woning en geen eigenaar meer is, niet aannemelijk gemaakt dat deze registratie in het kadaster onjuist is, nu het louter eigen verklaringen betreft. Het bureau heeft de woning dan ook terecht aangemerkt als een eigen woning van appellant, zodat hij op het herhaaldelijk verzoek van het bureau de gevraagde gegevens met betrekking tot de woning over had moeten leggen. Niet is gebleken dat appellant deze gegevens heeft verstrekt. De rechtbank is dan ook terecht tot het oordeel gekomen dat de raad de weigering van het bureau terecht in stand heeft gelaten. Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.P. Glerum, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Glerum
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2005