ECLI:NL:RVS:2005:AT6964

Raad van State

Datum uitspraak
8 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200410448/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R. Cleton
  • R.F.J. Bindels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'De Maten' vastgesteld door gemeenteraad Apeldoorn

Op 28 april 2004 heeft de gemeenteraad van Apeldoorn, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders, het bestemmingsplan 'De Maten' vastgesteld. Dit besluit werd goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van Gelderland op 26 oktober 2004. De besloten vennootschap 'Matenhal/Multi-Sport B.V.' heeft hiertegen beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij betoogde dat de goedkeuring van het plandeel met de bestemming 'Maatschappelijke doeleinden' onterecht was, omdat dit het gebruik van de Matenhal zou beperken. De appellante stelde dat het gemeentebestuur eerder verwachtingen had gewekt dat grootschalige commerciële evenementen toegestaan zouden zijn, wat volgens haar in strijd was met het vertrouwensbeginsel.

De Raad van State heeft de zaak op 19 mei 2005 behandeld. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de goedkeuring van het bestemmingsplan niet in strijd was met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling stelde vast dat de planvoorschriften geen uitsluiting van grootschalige commerciële evenementen inhielden. De appellante had niet aangetoond dat er eerder toezeggingen waren gedaan door de gemeenteraad over het toestaan van dergelijke evenementen. De Afdeling concludeerde dat het gemeentebestuur zich op het standpunt had kunnen stellen dat het plan niet in strijd was met het recht en dat er geen aanleiding was om de goedkeuring te herroepen.

Uiteindelijk verklaarde de Raad van State het beroep van de appellante ongegrond en bevestigde de goedkeuring van het bestemmingsplan door verweerder. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 8 juni 2005.

Uitspraak

200410448/1.
Datum uitspraak: 8 juni 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Matenhal/Multi-Sport B.V.", gevestigd te Apeldoorn,
appellante,
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 28 april 2004 heeft de gemeenteraad van Apeldoorn, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 april 2004, het bestemmingsplan "De Maten" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 26 oktober 2004, no. RE2004.42957, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 22 december 2004, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 16 februari 2005 heeft verweerder meegedeeld dat het beroepschrift geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 mei 2005, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. X.L. Marten, advocaat te Apeldoorn, is verschenen. Voorts is daar namens de gemeenteraad A.A.J. Boogmans, ambtenaar van de gemeente, gehoord. Verweerder is met bericht van afwezigheid niet verschenen.
2.    Overwegingen
Toetsingskader
2.1.    Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
Standpunt van appellante
2.2.    Appellante stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Maatschappelijke doeleinden", wat betreft de Matenhal aan Ambachtsveld 2.
Appellante betoogt dat met deze bestemming het gebruik van de Matenhal ten onrechte wordt beperkt, nu ingevolge artikel 1.1, onder 45, van de planvoorschriften grootschalige commerciële evenementen niet langer zijn toegestaan. Volgens appellante heeft het gemeentebestuur, gelet op zijn brief van 7 januari 1993 en het sindsdien door hem gevoerde beleid, bij appellante een gerechtvaardigde verwachting doen ontstaan waaraan zij het vertrouwen kon ontlenen dat het bestreden plandeel overeenkomstig het bestaande gebruik zou worden bestemd. Verweerder heeft volgens haar dan ook miskend dat de gemeenteraad aldus in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft gehandeld.
Het bestreden besluit
2.3.    Verweerder heeft het plan in zoverre niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening of het recht geacht en heeft het goedgekeurd.
Vaststelling van de feiten
2.4.    Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.4.1.    Het plan voorziet in een actualisering van de juridische-planologische regeling van de wijk "De Maten" en kent aan het bestreden plandeel de bestemming "Maatschappelijke doeleinden" toe.
2.4.2.    Ingevolge artikel 4.1, eerste lid, van de planvoorschriften, voorzover thans van belang, is het verboden grond en bouwwerken te gebruiken in strijd met de bestemming.
Ingevolge artikel 3.4, eerste lid, onder a, van de planvoorschriften zijn de op de plankaart voor maatschappelijke doeleinden aangewezen gronden bestemd voor onderwijsdoeleinden, opvoeding, religie, verenigingsleven, maatschappelijke dienstverlening, gezondheidszorg, cultuur, congressen, evenementen, sport en recreatie.
Ingevolge artikel 1.1, onder 45, van de planvoorschriften wordt onder evenementen verstaan periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en markten.
Het oordeel van de Afdeling
2.5.    De Afdeling stelt vast dat, anders dan de gemeenteraad en verweerder menen, artikel 1.1, onder 45, van de planvoorschriften grootschalige commerciële evenementen niet uitsluit. Gelet hierop, mist het betoog van appellante dat ten onrechte dergelijke evenementen niet langer zijn toegestaan in zoverre feitelijke grondslag.
Voorzover appellante ter zitting haar betoog heeft toegespitst op commerciële evenementen met één aanbieder, ter zitting omschreven als 'vliegende winkels', overweegt de Afdeling als volgt. Het gemeentebestuur heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat 'vliegende winkels' niet vallen onder evenementen, zoals gedefinieerd in artikel 1.1, onder 45, van de planvoorschriften, nu volgens het algemeen spraakgebruik bij beurzen en markten sprake is van meerdere aanbieders die onafhankelijk van elkaar zijn. Voorts heeft appellante niet aangetoond dat het gemeentebestuur haar eerder toestemming voor 'vliegende winkels' heeft verleend, noch heeft zij aannemelijk gemaakt dat door of namens de gemeenteraad anderszins verwachtingen zijn gewekt dat het plan zou voorzien in de mogelijkheid van 'vliegende winkels' in de Matenhal. Bij het ontbreken van een aan hem toe te rekenen toezegging heeft de gemeenteraad dan ook niet in strijd met het vertrouwensbeginsel besloten. Voor verweerder bestond derhalve evenmin aanleiding om op grond van het niet honoreren van gerechtvaardigde verwachtingen door de gemeenteraad, goedkeuring aan het plan te onthouden.
Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan in zoverre niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellante heeft aangevoerd, ziet de Afdeling dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder in zoverre terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan.
Het beroep is ongegrond.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R. Cleton, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat.
w.g. Cleton    w.g. Bindels
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2005
85-432.