ECLI:NL:RVS:2005:AT6969

Raad van State

Datum uitspraak
3 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200503514/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Boll
  • D. van Leeuwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in milieubeheerzaak met betrekking tot melkrundveehouderij

Op 3 juni 2005 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door twee groepen verzoekers tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Coevorden, dat op 22 februari 2005 een revisievergunning had verleend voor een melkrundveehouderij annex zuivelfabriek. De vergunninghoudster had de vergunning verkregen op basis van de Wet milieubeheer, en het besluit was op 17 maart 2005 ter inzage gelegd. De verzoekers hebben op verschillende data beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij vreesden voor onomkeerbare schade door de uitvoering van de vergunning.

De zitting vond plaats op 26 mei 2005, waar de verzoekers, bijgestaan door hun advocaten, en de vertegenwoordigers van de gemeente Coevorden en de vergunninghoudster aanwezig waren. Tijdens de zitting werd duidelijk dat voor de uitvoering van de vergunde activiteiten bouwactiviteiten noodzakelijk waren, die niet voor september 2005 zouden beginnen. De vergunninghoudster heeft toegezegd dat de vergunde opslagcapaciteit niet vóór deze datum zou worden benut.

De Voorzitter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien de vergunninghoudster niet op korte termijn gebruik zou maken van de vergunning. De Voorzitter heeft de verzoeken om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen en benadrukt dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

200503514/2.
Datum uitspraak: 3 juni 2005.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1.    [verzoekers sub 1], wonend te Coevorden,
2.    [verzoekers sub 2], wonend te Coevorden,
en
het college van burgemeester en wethouders van Coevorden,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 22 februari 2005 heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan [vergunninghoudster] een revisievergunning als geregeld in artikel 8.4, eerste lid, van deze wet verleend voor een melkrundveehouderij annex zuivelfabriek gelegen op het perceel [locatie] te Coevorden, kadastraal bekend gemeente Coevorden, sectie […], nummers […] Dit besluit is op 17 maart 2005 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit hebben verzoekers sub 1 bij brief van 19 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op 21 april 2005, en verzoekers sub 2 bij brief van 26 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op 27 april 2005, beroep ingesteld. Bij brief van 19 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op 21 april 2005, hebben verzoekers sub 1 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 27 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op 28 april 2005, hebben verzoekers sub 2 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 26 mei 2005, waar [een van de verzoekers sub 1] in persoon, bijgestaan door mr. H.A. Wieringa, advocaat te Assen, [een van de verzoekers sub 2] in persoon, bijgestaan door mr. H. Versluis, advocaat te Vriezenveen, en verweerder, vertegenwoordigd door J.A. Thole en ing. W.M. Masselink, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar als partij vergunninghoudster, vertegenwoordigd door ing. K. Streutker, ing. bac. H. Streutker, mr. C.T. de Weerdt, ir. R.O.J.E. Visser en A. Beltau, gemachtigden, gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Ter zitting is gebleken dat voor het verwezenlijken van de bij het bestreden besluit vergunde veranderingen van de inrichting bouwactiviteiten noodzakelijk zijn. Vergunninghoudster heeft daar toegezegd dat deze bouwactiviteiten niet vóór begin september 2005 zullen aanvangen. Voorzover de vergunde opslagcapaciteit reeds is gerealiseerd is van de zijde van vergunninghoudster toegezegd dat deze capaciteit in elk geval niet vóór begin september 2005 zal worden benut.
Nu niet op korte termijn gebruik zal worden gemaakt van de bij het bestreden besluit verleende vergunning bestaat naar het oordeel van de Voorzitter geen grond voor het oordeel dat onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, vereist dat een voorlopige voorziening wordt getroffen. De eerdere procedures met betrekking tot de onderhavige inrichting mede in aanmerking genomen, ziet de Voorzitter aanleiding om te bevorderen dat de Afdeling de beroepen tegen het bestreden besluit op korte termijn zal behandelen.
2.3.    Gezien het voorgaande ziet de Voorzitter aanleiding de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll    w.g. Van Leeuwen
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2005.
373.