ECLI:NL:RVS:2005:AT6983

Raad van State

Datum uitspraak
8 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200407975/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • T.M.A. Claessens
  • Y.C. Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in hoger beroep tegen de Centrale Raad van Beroep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat appellant heeft ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De rechtbank had op 17 augustus 2004 het beroep van appellant ongegrond verklaard, nadat het bestuur van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) zijn bezwaar tegen het niet in aanmerking komen voor de functie van gerechtsauditeur-onderzoeker niet-ontvankelijk had verklaard. Appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, die de zaak op 1 maart 2005 ter zitting heeft behandeld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Beroepswet, hoger beroep kan worden ingesteld bij de CRvB tegen uitspraken van de rechtbank die betrekking hebben op besluiten van bestuursorganen waarbij ambtenaren belanghebbenden zijn. De Afdeling heeft geoordeeld dat zij niet bevoegd is om van het hoger beroep kennis te nemen, omdat de CRvB de bevoegde instantie is in deze zaak.

De Afdeling heeft ook de twijfels van appellant over de onpartijdigheid van de CRvB besproken, maar heeft geconcludeerd dat het aan de CRvB zelf is om te waarborgen dat zaken met de vereiste onpartijdigheid worden behandeld. De Afdeling heeft daarom besloten het hoger beroepschrift door te zenden aan de CRvB en heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 8 juni 2005.

Uitspraak

200407975/1.
Datum uitspraak: 8 juni 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 17 augustus 2004 in het geding tussen:
appellant
en
het bestuur van de Centrale Raad van Beroep.
1.    Procesverloop
Bij brief van 7 januari 2004 heeft de president van de Centrale Raad van Beroep (hierna: de CRvB) appellant meegedeeld dat is besloten hem niet in aanmerking te laten komen voor de functie van gerechtsauditeur-onderzoeker.
Bij besluit van 4 februari 2004 heeft het bestuur van de CRvB het daartegen door appellant gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 17 augustus 2004, verzonden op 20 augustus 2004, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 27 september 2004, bij de Raad van State ingekomen op 28 september 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 16 december 2004 heeft het bestuur van de CRvB van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 maart 2005, waar appellant in persoon is verschenen. Het bestuur van de CRvB is, zoals bij brief aangekondigd, niet ter zitting verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.        Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Beroepswet kan, voorzover hier van belang, bij de CRvB hoger beroep worden ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), inzake
a. een besluit of een andere handeling van een bestuursorgaan waarbij een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig belanghebbende is, en
b. een besluit, genomen op grond van een wettelijk voorschrift dat is opgenomen in de bijlage die bij deze wet behoort.
2.2.        In de memorie van 16 december 2004 heeft het bestuur van de CRvB gesteld dat tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep openstaat bij de CRvB en niet bij de Afdeling. De Afdeling komt tot hetzelfde oordeel. Zij sluit zich aan bij de jurisprudentie van de CRvB, die inhoudt dat dit college  bevoegd is, ook indien in het geding aan de orde is de vraag of sprake is van een besluit als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Beroepswet.
2.3.        De door appellant geuite twijfel of de CRvB in deze zaak kan optreden als onpartijdige rechter, leidt niet tot een ander oordeel. De omstandigheid dat het bestuur van de CRvB betrokken is bij het onderhavige geschil, brengt niet met zich dat de Afdeling bevoegd is van dit geschil kennis te nemen. Het is aan de CRvB zelf om te waarborgen dat zaken die tot zijn competentie behoren met de vereiste onpartijdigheid worden behandeld.
2.4.        De conclusie is dat de Afdeling niet bevoegd is van het hoger beroep kennis te nemen. Het hoger beroepschrift zal worden doorgezonden aan de CRvB.
2.5.        Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart zich onbevoegd van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y.C. Visser, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens    w.g. Visser
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2005
148.