200408292/1.
Datum uitspraak: 15 juni 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
Bij besluit van 8 juli 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk het wijzigingsplan "Kern Noordhoek, Sint Jozefstraat 13a-15" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 26 augustus 2003, no. 929226, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Dit besluit is door de Afdeling bij uitspraak van 6 mei 2004, no.
200307060/1, vernietigd.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 13 augustus 2004, no. 950384/1020629, opnieuw beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 8 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 11 oktober 2004, beroep ingesteld.
Verweerder heeft niet binnen de hem gestelde termijn een verweerschrift ingediend. Bij brief van 16 december 2004 heeft verweerder alsnog zijn zienswijze omtrent het ingestelde beroep kenbaar gemaakt.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 mei 2005, waar appellanten in persoon, bijgestaan door mr. E.M. van Bennekom, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. B.C. Coolen, ambtenaar der provincie, zijn verschenen. Tevens is daar gehoord het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk, vertegenwoordigd door A.A. van Dongen, ambtenaar der gemeente.
2.1. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een wijzigingsplan. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, voorzover hier relevant, kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij de beslissing omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dient verweerder te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust daarnaast op verweerder de taak om te bezien of het plan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft verweerder erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan overigens niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
Het standpunt van appellanten
2.2. Appellanten stellen in beroep dat verweerder ten onrechte (opnieuw) goedkeuring heeft verleend aan het wijzigingsplan. Zij hebben hiertoe aangevoerd dat niet is onderzocht of de geluidhinder vanwege de Sint Jozefstraat op de voorziene woning tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijft. Voorts is volgens hen het standpunt van verweerder dat de bouwlocatie geschikt is voor woningbouw onvoldoende gemotiveerd en niet met de vereiste zorgvuldigheid genomen.
2.3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de gronden waarop de eerdere goedkeuring van het wijzigingsplan is vernietigd, zijn hersteld, zodat het plan thans niet in strijd is met de wijzigingsregels, met een goede ruimtelijke ordening of overigens met het recht. Daartoe heeft hij overwogen dat op 26 mei 2004 een besluit is genomen tot het instellen van een 30 km-zone voor de kern Noordhoek en dat uit de resultaten van een bodemonderzoek van 14 juli 2004 blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor nieuwbouw van een woning ter plaatse.
Vaststelling van de feiten
2.4. Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.4.1. Het wijzigingsplan is krachtens artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vastgesteld en betreft een wijziging van het bestemmingsplan "Kern Noordhoek". Met het wijzigingsplan wordt de bestemming "Bedrijven (Be)" voor het perceel St. Jozefstraat 13a/15 gewijzigd in de bestemming "Wonen (Wo)". Het plan staat de bouw van één woning toe, naast de bestaande bedrijfswoning.
2.4.2. Het college van burgemeester en wethouders is ingevolge artikel 9.4 van de voorschriften bij het bestemmingsplan "Kern Noordhoek", voor zover in dit geschil van belang, bevoegd de bestemming "Bedrijven (Be)" te wijzigen in de bestemming "Wonen (Wo)" onder de navolgende voorwaarden:
7. (..) Ook overigens moet de kwaliteit van het woonmilieu ter plaatse van de nieuwe woning (bijvoorbeeld in verband met de eventuele nabijheid van andere bedrijven) gegarandeerd zijn.
2.4.3. In haar uitspraak van 6 mei 2004, no.
200307060/1, heeft de Afdeling, voor zover thans van belang, het navolgende overwogen.
"2.4.3.2. Naar aanleiding van het bezwaar dat ten onrechte geen akoestisch onderzoek is uitgevoerd, overweegt de Afdeling dat het plan woningbouw mogelijk maakt in de nabijheid van wegen, in het bijzonder de St. Jozefstraat, die op enkele meters afstand van de betrokken gronden ligt. Gebleken is dat bij de voorbereiding van het bestemmingsplan "Noordhoek" geen onderzoek is gedaan naar de geluidsbelasting vanwege deze wegen op, met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid mogelijk te maken, woningbouw ter plaatse. Vast staat dat bij de voorbereiding van het wijzigingsplan evenmin een akoestisch onderzoek in deze zin is verricht. Het standpunt van het college en verweerder dat een dergelijk onderzoek niet nodig is, omdat de kern Noordhoek als 30-kilometer-zone zal worden ingericht, deelt de Afdeling niet. Hiertoe neemt de Afdeling in aanmerking dat, naar uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken, een besluit tot daadwerkelijke instelling van die zone nog niet is genomen. Onder deze omstandigheden is niet duidelijk of de geluidhinder vanwege de wegen ter plaatse van de voorziene woning tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijft. Een en ander leidt de Afdeling tot het oordeel dat met het oog op een zorgvuldige voorbereiding niet tot goedkeuring van het plan had mogen worden besloten zonder dat een akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting op deze woning voorhanden was. De Afdeling wijst er hierbij op dat een wijzigingsplan als dit moet voldoen aan de in voornoemd onderdeel 7 vervatte eis dat de kwaliteit van het woonmilieu ter plaatse van de nieuwe woning moet zijn gegarandeerd. Nu zonder bedoeld onderzoek tot goedkeuring van het plan is besloten, verdraagt het bestreden besluit zich niet met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht."
"2.4.3.3. Uit de stukken blijkt dat op de onderwerpelijke gronden een aannemersbedrijf was gevestigd. Ten behoeve van dit bedrijf stond op het perceel een kantoorunit. Ter plaatse van deze kantoorunit is de grond opgehoogd met puin, bouwmaterialen en asbest.
Blijkens de stukken is een verkennend onderzoek verricht naar de bodemkwaliteit van het plangebied. De uitkomsten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport van Verhoeve Milieu West B.V. van 6 maart 2003. Blijkens de stukken is de kantoorunit op 1 april 2003 gesloopt. Gebleken is dat de grond ter plaatse van de kantoorunit niet in het genoemde onderzoek is betrokken, omdat de unit ten tijde van het verrichten van het onderzoek nog niet was gesloopt.
Gezien de mogelijke aard van de onder de kantoorunit aanwezige materialen kan sprake zijn van zodanige bodemverontreiniging dat de uitvoerbaarheid van het plan, hetzij direct, hetzij indirect wegens saneringskosten, op voorhand onzeker is.
Gelet hierop had niet tot goedkeuring van het plan mogen worden besloten dan nadat uit onderzoek was gebleken dat ter plaatse geen sprake is van bodemverontreiniging die aan de (financiële) uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. Nu een dergelijk onderzoek niet voorhanden is, is het bestreden besluit genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Daarbij merkt de Afdeling op dat de toezegging van het gemeentebestuur aan verweerder dat een nader bodemonderzoek zal worden uitgevoerd, geen aanleiding geeft anders te oordelen, aangezien de uitvoerbaarheid van het plan afhankelijk is van de uitkomst van het bodemonderzoek en hieromtrent uiterlijk bij de goedkeuring van het plan duidelijkheid dient te bestaan.
Het bestreden besluit is derhalve ook in dit opzicht in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. "
2.4.4. Het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk heeft op 26 mei 2004 besloten de straten in de kern Noordhoek, waaronder de Sint Jozefstraat, door plaatsing van borden A1 en A2 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 met het opschrift "30" en de vermelding van "zone" de status te geven van woonstraat in een zone waarbinnen een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Blijkens de overwegingen van dat besluit zijn of worden de straten in de kern ingericht als verblijfsgebied, waar bestuurders van motorvoertuigen als gevolg van de aard en de inrichting redelijkerwijs niet sneller kunnen rijden dan 30 km/uur en hebben die straten slechts een functie voor verkeer dat zijn herkomst of bestemming heeft op of langs die straten of in de directe omgeving.
2.4.5. Verhoeve Milieu West b.v. te Dordrecht heeft op 14 juli 2004 een rapport uitgebracht "Aanvullend bodemonderzoek Sint Jozefstraat 15 te Noordhoek (Standdaarbuiten)". De conclusie van dat rapport is dat in de grond van de bouwlocatie ter plaatse waar de nieuwe woning is voorzien, bijmengingen met puin zijn waargenomen die kunnen duiden op mogelijke bodemverontreiniging, maar dat in het grondmonster geen verhoogde concentraties zijn aangetroffen. De vooraf opgestelde hypothese "verdacht" voor de bouwlocatie wordt in dat rapport dan ook niet gehandhaafd. Die hypothese wordt alleen gehandhaafd voor de grond onder de werkplaats en de loods, waarin licht verhoogde gehalten zink, PAK en minerale olie zijn aangetroffen en voor het grondwater ter plaatse van die werkplaats en loods, waarin verhoogde concentraties arseen zijn waargenomen. Bij eventuele toekomstige grondwerkzaamheden moet er volgens dit rapport rekening mee worden gehouden dat die grond niet zonder aanvullende analyses buiten die locaties kan worden toegepast.
Het oordeel van de Afdeling
2.5. Het in 2.4.4. vermelde verkeersbesluit heeft tot gevolg dat in de Sint Jozefstraat een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt en dat die straat ingericht is of zal worden als verblijfsgebied, waar bestuurders van motorvoertuigen als gevolg van de aard en de inrichting redelijkerwijs niet sneller kunnen rijden dan 30 km/uur. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die, ondanks de maximumsnelheid ter plaatse, aanleiding geven voor de verwachting van een aanzienlijke geluidbelasting vanwege de Sint Jozefstraat op de voorziene woning. Het standpunt van verweerder dat de geluidbelasting vanwege de Sint Jozefstraat op de voorziene woning tot een aanvaardbaar niveau beperkt zal blijven en de kwaliteit van het woonmilieu ter plaatse van de nieuwe woning niet door het wegverkeer zal worden aangetast, is dan ook niet onjuist of onredelijk te achten. Een akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting vanwege de Sint Jozefstraat kon dan ook achterwege blijven.
2.5.1. Volgens het in 2.4.5. vermelde onderzoeksrapport is de bouwlocatie niet meer als verdacht aan te merken. Appellanten hebben niet aannemelijk gemaakt dat dit onderzoeksrapport zodanige gebreken of leemten in kennis vertoont, dat verweerder zich bij het nemen van het bestreden besluit daarop niet had mogen baseren. Verder is ter zitting onweersproken gesteld dat de werkplaats en de loods voorafgaand aan de bouw van de woning worden gesloopt en dat die gronden daarna zullen worden verhard. Verweerder heeft dan ook het standpunt kunnen innemen dat de bodemsituatie niet aan de bouw van de voorziene woning in de weg staat en dat het plan mitsdien uitvoerbaar is.
2.5.2. Gezien het vorenstaande is er in hetgeen appellanten hebben aangevoerd geen grond voor de conclusie dat verweerder het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening of anderszins met het recht had moeten achten.
In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, is evenmin aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan.
2.5.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van E.J. Nolles, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Nolles
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2005