ECLI:NL:RVS:2005:AT7426

Raad van State

Datum uitspraak
9 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200503878/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • E.D. Boer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bewoning woonboot in Klaroeskavijver te Chaam

Op 9 augustus 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Alphen-Chaam een besluit genomen waarbij verzoeker werd gelast de bewoning van een woonboot in de Klaroeskavijver te Chaam te staken, onder oplegging van een dwangsom. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door het college op 23 februari 2005. Vervolgens heeft verzoeker beroep ingesteld bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda, die op 22 maart 2005 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft verzoeker hoger beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 26 mei 2005 behandeld. Tijdens deze zitting was verzoeker aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en het college was vertegenwoordigd door een ambtenaar. De Voorzitter heeft de argumenten van beide partijen gehoord. Het college stelde dat de woonboot een bouwwerk is en onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan valt, maar dat het gebruik voor woondoeleinden niet beschermd is. De voorzieningenrechter volgde het college gedeeltelijk, maar kwam tot een vergelijkbare conclusie.

De Voorzitter oordeelde dat verzoeker groot belang heeft bij het mogen bewonen van de woonboot, vooral omdat het niet uitgesloten kan worden dat de bewoning al enige tijd plaatsvond. Er waren geen dringende belangen van het college die het hoger beroep in de weg stonden. Daarom besloot de Voorzitter om de besluiten van het college te schorsen en het college te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan verzoeker. De beslissing werd op 9 juni 2005 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

200503878/2.
Datum uitspraak: 9 juni 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker],
tegen de uitspraak in zaak no. 05/630 VV 05/631 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda van 22 maart 2005 in het geding tussen:
verzoeker
en
het college van burgemeester en wethouders van Alphen-Chaam.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 9 augustus 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Alphen-Chaam (hierna: het college) verzoeker onder oplegging van een dwangsom gelast de bewoning van een woonboot in de Klaroeskavijver op het perceel [locatie] te Chaam te staken en gestaakt te houden.
Bij besluit van 23 februari 2005 heeft het college het daartegen door verzoeker gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 maart 2005, verzonden op 12 april 2005, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 29 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op 2 mei 2005, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 29 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op 2 mei 2005, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 mei 2005, waar verzoeker in persoon, bijgestaan door mr. A.C. Bragt, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door mr. R.L. van der Molen, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Volgens het college is de woonboot een bouwwerk en valt deze onder de beschermende werking van het in het bestemmingsplan "Buitengebied Chaam" voor bouwwerken neergelegde overgangsrecht. Dit betekent naar het oordeel van het college dat tegen de aanwezigheid van de woonboot niet handhavend kan worden opgetreden. Het gebruik van de woonboot voor woondoeleinden wordt echter volgens het college niet door het voor gebruik in het bestemmingsplan neergelegde overgangsrecht beschermd, omdat dit overgangsrecht niet van toepassing is op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan. Bovendien is geen sprake van voor dit gebruik impliciet verleende vrijstelling, aldus het college.
2.2.    De voorzieningenrechter is het college slechts gedeeltelijk in zijn overwegingen gevolgd, maar tot hetzelfde eindoordeel over de toelaatbaarheid van het gebruik van de woonboot gekomen. Verzoeker betoogt onder meer dat de voorzieningenrechter aldus buiten de grenzen van het geschil is getreden. De onderhavige procedure leent zich niet voor een inhoudelijke beoordeling van dit betoog en de overige betogen van verzoeker. Dit dient in de bodemprocedure te geschieden.
2.3.    Nu de woonboot mag blijven liggen, op voorhand niet kan worden uitgesloten dat de bewoning ervan al enige tijd plaatsvond en verzoeker groot belang heeft bij het hangende het hoger beroep met zijn gezin mogen bewonen van de woonboot, en anderzijds niet is gebleken van dringende belangen aan de zijde van het college die maken dat het hoger beroep niet kan worden afgewacht, ziet de Voorzitter aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.4.    Het college dient voorts op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Alphen-Chaam van onderscheidenlijk 9 augustus 2004, kenmerk ROB/RM/U4314, en 23 februari 2005, kenmerk ROB/RM/U1472;
II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Alphen-Chaam tot vergoeding van bij verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 698,61 (zegge: zeshonderdachtennegentig euro en eenenzestig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; dit bedrag dient door de gemeente Alphen-Chaam aan verzoeker onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III.    gelast dat de gemeente Alphen-Chaam aan verzoeker het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 207,00 (zegge: tweehonderdzeven euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Boer, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek    w.g. Boer
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2005
201.