ECLI:NL:RVS:2005:AT7437

Raad van State

Datum uitspraak
10 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200503143/4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in planschadevergoeding door de gemeente Heemskerk

In deze zaak heeft de Raad van State op 10 juni 2005 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van de gemeente Heemskerk. De gemeente had op 28 mei 2003 de verzoeken van vier wederpartijen tot planschadevergoeding afgewezen, zoals bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. De wederpartijen hadden hiertegen bezwaar gemaakt, maar de gemeente verklaarde deze bezwaren ongegrond bij besluiten van 29 januari 2004. De rechtbank Haarlem oordeelde op 21 februari 2005 dat de beroepen van de wederpartijen gegrond waren en vernietigde de beslissing op bezwaar van de gemeente, waarbij de gemeente werd opgedragen nieuwe beslissingen te nemen.

De gemeente heeft vervolgens bij de Raad van State hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet direct nieuwe beslissingen op de bezwaarschriften van de wederpartijen hoefde te nemen. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 2 juni 2005 behandeld. Tijdens de zitting waren vertegenwoordigers van de gemeente aanwezig, terwijl een van de wederpartijen niet verschenen was.

De Voorzitter overwoog dat het verzoek om voorlopige voorziening toewijsbaar was, omdat het belang van de gemeente om de uitspraak van de Afdeling af te wachten zwaarder woog dan het financiële belang van de wederpartijen. De Voorzitter besloot dat de gemeente geen nieuwe beslissingen op de bezwaarschriften van de wederpartijen hoefde te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 10 juni 2005.

Uitspraak

200503143/4.
Datum uitspraak: 10 juni 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de raad van de gemeente Heemskerk,
verzoeker,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04-471, 04-431 EN 04-452 van de rechtbank Haarlem van 21 februari 2005 in het geding tussen:
1.    [wederpartij sub 1],
2.    [wederpartij sub 2],
3.    [wederpartij sub 3]
4.    [wederpartij sub 4],
allen wonend te [woonplaats],
en
verzoeker.
1.    Procesverloop
Bij besluiten van 28 mei 2003 heeft verzoeker de verzoeken van [wederpartijen] tot planschadevergoeding als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening afgewezen.
Bij besluiten van 29 januari 2004 heeft verzoeker de daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 februari 2005, verzonden op 28 februari 2005, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) de daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat verzoeker met inachtneming van deze uitspraak nieuwe beslissingen op bezwaar dient te nemen.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 april 2005, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 23 mei 2005 heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 juni 2005, waar verzoeker, vertegenwoordigd door C.G. van den Brink, I. Dias en A. Rabius, allen ambtenaren der gemeente, zijn verschenen.
[wederpartij sub 4] is met kennisgeving niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Verzoeker heeft de Voorzitter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat hem wordt toegestaan om de uitspraak van de Afdeling op het door hem ingestelde hoger beroep af te wachten en hij niet thans, door een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, gevolg hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank, terwijl verzoeker die uitspraak in hoger beroep juist ten gronde aanvecht.
2.3.    Tegenover het belang van verzoeker, zoals dat in het verzoek en ter zitting is toegelicht, staat het belang van [wederpartijen] om reeds - al was het maar voorlopig - te kunnen beschikken over het bedrag, waarop zij aanspraak menen te kunnen maken. Dit belang is louter financieel van aard. [wederpartijen] hebben hun standpunt niet ter zitting toegelicht en ook overigens zijn geen bijzondere omstandigheden gesteld of gebleken. Het hiervoor bedoelde belang van verzoeker is voldoende zwaarwegend voor toewijzing van het verzoek.
2.4.    Het verzoek dient op na te melden wijze te worden toegewezen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verzoeker geen nieuwe beslissingen op de bezwaarschriften van [wederpartijen] hoeft te nemen, totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak    w.g. Van Meurs-Heuvel
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2005
47-496.