200408736/1.
Datum uitspraak: 22 juni 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 04/396 van de rechtbank Alkmaar van 29 september 2004 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Texel.
Bij besluit van 18 juni 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Texel (hierna: het college) een verzoek van appellant om handhavend op te treden tegen de windsingel nabij de ijsbaan aan de Ankerstraat 39 te Oosterend afgewezen.
Bij besluit van 13 januari 2004 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 september 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Alkmaar (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 27 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 28 oktober 2004, hoger beroep ingesteld.
De gronden zijn aangevuld bij brief van 22 november 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 14 januari 2005 heeft het college van antwoord gediend.
Bij brieven van 3 en 9 februari 2005 heeft het college nadere stukken ingediend.
Bij brief van 7 april 2005 heeft appellant een nadere memorie ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 april 2005, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. J.F.M. Verhey, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. C.H. Witte, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2.1. De windsingel bestaat uit in 1991 bij de aanleg van de ijsbaan met het oog op beschutting van de ijsbaan aangeplante bomen.
2.2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Oosterend Noord-Oost" rust op het in geding zijnde perceel de bestemming "Gronden bestemd voor agrarisch gebied van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarde met recreatief medegebruik".
Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de bij het bestemmingsplan behorende planvoorschriften, zijn deze gronden bestemd voor de agrarische bedrijfsvoering met de daarbij behorende andere bouwwerken, alsmede voor de instandhouding, het herstel en de uitbouw van de aan de gronden genoemde eigen waarden en recreatief gebruik in de vorm van een ijsbaan met de daarbij behorende gebouwen en andere bouwwerken.
2.3. Appellant betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de windsingel in strijd is met de ter plaatste geldende bestemming.
2.3.1. Dit betoog faalt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de ijsbaan zelf ter plaatse is toegelaten nu de bestemming luidt "Gronden bestemd voor agrarisch gebied van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarde met recreatief medegebruik". De ijsbaan wordt in artikel 14, eerste lid, ook met zoveel woorden genoemd.
De rechtbank is voorts terecht en op goede gronden tot het oordeel gekomen dat de windsingel kan worden aangemerkt als een normale voorziening bij een ijsbaan in een open landschap. Dat in het bestemmingsplan een aparte bestemming "Singelbeplanting" is opgenomen maakt dat niet anders. Dat een windsingel een normale voorziening is vindt bevestiging in de door het college overgelegde brief van de Koninklijke Nederlandsche Schaatsenrijders Bond (hierna: KNSB) van 3 februari 2005.
In deze brief wordt een passage uit het in opdracht van de KNSB opgestelde rapport "Richtlijnen voor de aanleg en beheer van natuurijsbanen" geciteerd, waarin is opgenomen dat "een windscherm om een ijsbaan is gewenst om water tijdens vriezend weer stil te laten liggen. (..) Als windschut kan gedacht worden een opgroeiende heesterbeplanting of een gemengd bosplantsoen".
2.4. Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college niet bevoegd was handhavend op te treden.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Schortinghuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Schortinghuis
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2005