200409381/1.
Datum uitspraak: 22 juni 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. [appellant sub 1],
2. [appellant sub 2],
3. [appellant sub 3],
allen wonend te [woonplaats], gemeente Texel,
tegen de uitspraak in zaak no. 04/1675, 04/1676 en 04/1685 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar van 6 oktober 2004 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Texel.
Bij besluit van 7 november 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Texel (hierna: het college) onder verwijzing naar zijn besluit van 30 oktober 2003, waarbij voor het bouwplan vrijstelling is verleend aan de Stichting Nederlandse Jeugdherberg Centrale, thans Stayokay, bouwvergunning verleend om op het perceel, plaatselijk bekend Haffelderweg te Den Burg, een groepsverblijf te plaatsen.
Bij besluit van 1 juli 2004 heeft het college, onder verwijzing naar het advies van de commissie Bezwaarschriften van 30 maart 2004, het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, onder vervanging van het vrijstellingsbesluit door een verbeterd vrijstellingsbesluit.
Bij uitspraak van 6 oktober 2004, verzonden op 13 oktober 2004, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar (hierna: de voorzieningenrechter), voorzover thans van belang, de daartegen door appellanten ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellant sub 1 bij brief van 17 november 2004, bij de Raad van State ingekomen op 19 november 2004, appellant sub 2 bij brief van 18 november 2004, bij de Raad van State ingekomen op 22 november 2004, en appellant sub 3 bij brief van 18 november 2004, bij de Raad van State ingekomen op 23 november 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 20 januari 2005 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 april 2005, waar appellanten in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. C.H. Witte, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Voorts is verschenen Stayokay, vertegenwoordigd door R.F. Sanger, A.J. Pullen en C.C. Teunissen.
2.1. Het bouwplan voorziet in de vestiging van een jeugdherberg met 240 recreatieve slaapplaatsen, waarin 2 bestaande jeugdherbergen op andere locaties in Den Burg, namelijk de vestiging "Eyercoogh" in het geheel en de vestiging "Panorama" gedeeltelijk, zullen opgaan.
2.2. Het bouwplan is voorzien op gronden waarop ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Den Burg - Zuid" de bestemming "Recreatieve doeleinden" rust, met als subbestemming "Sportterrein". Op deze gronden is geen bouwvlak aangegeven. Niet in geschil is dat het bouwplan in zoverre in strijd is met het bestemmingsplan.
Om niettemin realisatie van het bouwplan mogelijk te maken heeft het college toepassing gegeven aan de door de gemeenteraad aan hem gedelegeerde bevoegdheid vrijstelling te verlenen krachtens artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO).
2.3. Ingevolge artikel 19, eerste lid, eerste en tweede volzin, van de WRO kan de gemeenteraad, behoudens het gestelde in het tweede en derde lid, ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. Onder een goede ruimtelijke onderbouwing wordt bij voorkeur een gemeentelijk of intergemeentelijk structuurplan verstaan. Indien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt er gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het betreffende gebied.
Ingevolge het vierde lid van artikel 19 van de WRO wordt vrijstelling krachtens het eerste lid niet verleend voor een project dat wordt uitgevoerd in een gebied waarvoor het bestemmingsplan niet tijdig overeenkomstig artikel 33, eerste lid, van de WRO is herzien of geen vrijstelling overeenkomstig artikel 33, tweede lid, van de WRO is verleend, tenzij voor het gebied een voorbereidingsbesluit geldt of een ontwerp voor een herziening ter inzage is gelegd.
2.4. Het betoog van appellant sub 2, dat de voorzieningenrechter bij de beoordeling van de ruimtelijke onderbouwing ten onrechte de verwijzing van het college naar het ontwerp bestemmingsplan heeft betrokken faalt, nu in het ontwerp bestemmingsplan de toekomstige bestemming van het gebied is neergelegd en gelet op artikel 19, eerste lid, van de WRO, gemotiveerd dient te worden waarom het bouwplan daar binnen past. Nu het bouwplan in overeenstemming is met het ruimtelijke beleid dat is neergelegd in het ontwerp bestemmingsplan, dat op 22 februari 2005 door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland is goedgekeurd, kan dit worden aangemerkt als een goede ruimtelijke onderbouwing van de vrijstelling.
2.5. Het betoog van appellanten sub 2 en 3, dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat kan worden uitgegaan van de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende berekeningen met betrekking tot de toename van verkeersbewegingen in de omgeving van het bouwplan, die zijn gemaakt door de Afdeling Bouw en Infra van de gemeente Texel, faalt. Weliswaar rust op het college de plicht zijn besluit te motiveren, doch de enkele betwisting van de door het college aan het besluit ten grondslag gelegde berekeningen kan niet leiden tot het oordeel dat deze onjuist zijn. De voorzieningenrechter heeft terecht geoordeeld dat geen tegenrapport van een deskundige is ingebracht en dat door appellanten ook overigens niet aannemelijk is gemaakt dat deze berekeningen niet juist zijn.
De voorzieningenrechter heeft daarbij terecht geoordeeld dat de toename van de verkeersbewegingen opnieuw dient te worden bezien indien plannen om aan de Haffelderweg een nieuw gemeentehuis te bouwen daadwerkelijk worden gerealiseerd.
2.6. Het betoog van appellant sub 2 dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat hij niet concreet heeft aangegeven wat de negatieve gevolgen zouden zijn van verplaatsing van de slaapplaatsen voor het nabij gelegen natuurgebied De Hoge Berg faalt. Appellant sub 2 heeft in het beroepschrift in het geheel niet aangegeven waaruit de inbreuk op dit natuurgebied zou bestaan.
Appellanten hebben niet aannemelijk gemaakt dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de jeugdherberg geen onevenredige aantasting van natuurwaarden zal meebrengen, mede gelet op het feit dat 120 van de in het bouwplan voorziene recreatieve slaapplaatsen verplaatst worden vanaf de locatie in het natuurgebied De Hoge Berg.
2.7. Voorts betoogt appellant sub 3 dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het bouwplan in strijd is met de beleidsnota "Toerisme en recreatie op Texel. Kwaliteit en ontwikkeling", nu in deze nota is opgenomen dat verplaatsing van recreatieve slaapplaatsen is toegestaan, mits daarbij geen nieuw bedrijf ontstaat.
Dit betoog faalt, nu zoals de voorzieningenrechter terecht heeft overwogen, het verplaatsen van recreatieve slaapplaatsen zoals voorzien in het onderhavige bouwplan niet in strijd is met deze eis, aangezien een van de bestaande verblijfsaccomodaties zal worden opgeheven en daarmee sprake blijft van twee verblijfsaccomodaties.
2.8. Het betoog van appellanten sub 2 en 3 dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het niet waarschijnlijk is dat bezoekers van de jeugdherberg gebruik zullen maken van de omliggende faciliteiten van de scholengemeenschap en de sportvoorzieningen faalt. De rechtbank heeft overwogen dat het college zich in het bestreden besluit in het kader van de inpassing van de jeugdherberg in ruimtelijk en functioneel opzicht terecht op het standpunt heeft kunnen stellen dat de aanwezige voorzieningen en de jeugdherberg elkaar kunnen faciliteren. Dat niet kan worden vastgesteld in welke mate daadwerkelijk gebruik zal worden gemaakt van de faciliteiten doet daaraan niet af.
2.9. Appellanten betogen voorts dat de rechtbank heeft miskend dat het college in redelijkheid geen vrijstelling heeft kunnen verlenen ten behoeve van het bouwplan. In verband hiermee wijzen zij er op dat uitvoering van het bouwplan het uitzicht en de privacy zal aantasten en zal leiden tot overlast in de woonwijk.
2.9.1. Dit betoog faalt. Zoals de voorzieningenrechter terecht heeft overwogen kan gelet op de situering van het bouwplan en de begroeiing op het perceel niet worden gezegd dat door het realiseren van het bouwplan de privacy van appellant sub 1 op onaanvaardbare wijze wordt aangetast.
Voor wat betreft de vrees voor overlast in de wijk is door Stayokay gemotiveerd aangegeven dat zij een brede doelgroep wil aanspreken, waardoor onder meer de verkeersbewegingen van en naar het centrum over de gehele dag worden verspreid, en overlast zo veel mogelijk wordt beperkt. Voorts heeft het college aangegeven dat eventuele overlast een kwestie is van handhaving van de openbare orde.
Onder die omstandigheden is de Afdeling van oordeel dat niet kan worden gesteld dat de vrees voor overlast zodanig is dat de vrijstelling had dienen te worden geweigerd.
2.9.2. Tenslotte betogen appellanten sub 2 en 3 dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het bouwplan niet voorziet in voldoende parkeerplaatsen.
Dit betoog faalt eveneens. In het bouwplan zijn 35 parkeerplaatsen voor bezoekers voorzien. De voorzieningenrechter heeft terecht overwogen dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat dit niet toereikend is, mede gelet op de ervaringsgegevens van andere jeugdherbergen en het feit dat veel bezoekers Texel met het openbaar vervoer en per fiets bezoeken.
2.10. Hetgeen appellant sub 1 overigens heeft aangevoerd geeft geen grond voor het oordeel dat de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd.
2.11. De hoger beroepen zijn ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Schortinghuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Schortinghuis
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2005