ECLI:NL:RVS:2005:AT7974

Raad van State

Datum uitspraak
16 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200502143/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D. Dolman
  • H.A. Bultema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Waterwijk Almere

Op 16 juni 2005 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van het bestemmingsplan "Waterwijk" te Almere. Dit bestemmingsplan werd op 2 september 2004 vastgesteld door de gemeenteraad van Almere. Verzoekers, wonend te [woonplaats], hebben op 6 april 2005 beroep ingesteld tegen de goedkeuring van het bestemmingsplan door het college van gedeputeerde staten van Flevoland, dat op 1 februari 2005 had plaatsgevonden. Tevens hebben zij verzocht om een voorlopige voorziening, welke op 6 juni 2005 ter zitting werd behandeld.

Tijdens de zitting zijn de verzoekers vertegenwoordigd door een gemachtigde, terwijl de verweerder, het college van gedeputeerde staten van Flevoland, werd vertegenwoordigd door mr. S.C. van den Broek. Ook de gemeenteraad van Almere was aanwezig, vertegenwoordigd door ambtenaren E. Weijnen, G. Hietland en R. Nijland. De Voorzitter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Verzoekers hebben bezwaar tegen de goedkeuring van bepaalde bestemmingen binnen het plan, waaronder de bestemming "Groenvoorzieningen" en "Detailhandels- en horecadoeleinden".

De Voorzitter concludeert dat er geen onverwijlde spoed is en dat de behandeling van het geschil in de hoofdzaak kan worden afgewacht. Daarom wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 16 juni 2005.

Uitspraak

200502143/2.
Datum uitspraak: 16 juni 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
verzoekers,
en
het college van gedeputeerde staten van Flevoland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 2 september 2004 heeft de gemeenteraad van Almere het bestemmingsplan "Waterwijk" vastgesteld.
Bij besluit van 1 februari 2005, kenmerk ROV/05.040108/L heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers bij brief van 6 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op 11 april 2005, beroep ingesteld.
Bij brief van 6 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op 11 april 2005, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 juni 2005, waar verzoekers, vertegenwoordigd [gemachtigde] en verweerder, vertegenwoordigd door mr. S.C. van den Broek, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is daar gehoord de gemeenteraad van Almere, vertegenwoordigd door E. Weijnen, G. Hietland en R. Nijland, ambtenaren van de gemeente.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het plan voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor de Waterwijk, een woonwijk in het noordoosten van Almere-Stad.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plan goedgekeurd.
2.3.    Verzoekers stellen dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Groenvoorzieningen (GR)" ten zuiden van de splitsing van de Karperweg en de Baarsweg. Zij menen dat een deel van deze bestemming vervangen moet worden door de bestemming "Verblijfsgebied". Verzoekers willen beogen dat eventuele nieuwbouw op het plandeel met de bestemming "Maatschappelijke voorzieningen (M)" van de noordzijde ontsloten kan worden.
Verzoekers stellen voorts dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan een aantal gedeelten binnen het plandeel met de bestemming "Verblijfsgebied (VG)" ten zuiden van het hiervoor bedoelde plandeel met de bestemming "Maatschappelijke voorzieningen (M)". Verzoekers hebben er bezwaar tegen dat de binnen deze gedeelten aanwezige groenstroken kunnen worden vervangen door parkeerplaatsen.
2.3.1.    Ter zitting is namens de gemeenteraad verklaard dat er geen concrete bouwplannen voor het plandeel met de bestemming "Maatschappelijke voorzieningen (M)" zijn. Voorts is van de zijde van de gemeenteraad verklaard dat het huidige gebouw binnen dit plandeel ten minste tot de zomervakantie van 2006 bij de Internationale School in gebruik zal blijven. Niet gebleken is dat vooruitlopend op de bouwplannen reeds wijzigingen in de groenstroken zullen worden aangebracht.
Gelet hierop is de Voorzitter van oordeel dat onverwijlde spoed ontbreekt en dat de behandeling van het geschil over deze plandelen in de hoofdzaak kan worden afgewacht.
2.4.    Verzoekers stellen dat verweerder eveneens ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Detailhandels- en horecadoeleinden (DH)" ter plaatse van het zuidelijke blok van het buurtwinkelcentrum Botplein. Verzoekers hebben er bezwaar tegen dat binnen dit plandeel de bestaande detailhandelszaken kunnen worden vervangen door middelzware horecabedrijven.
2.4.1.    Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting acht de Voorzitter niet aannemelijk geworden dat de bestaande detailhandelszaken binnen het plandeel op korte termijn zullen worden vervangen door horecabedrijven. Gelet hierop is de Voorzitter van oordeel dat onverwijlde spoed ontbreekt en dat de behandeling van het geschil over dit plandeel in de hoofdzaak kan worden afgewacht.
2.5.    Gelet op het voorgaande ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek hiertoe dient te worden afgewezen.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.A. Bultema, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman    w.g. Bultema
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2005
400.